Frans

Uitgebreide vertaling voor écho (Frans) in het Nederlands

ECHO:

ECHO

  1. ECHO

Vertaal Matrix voor ECHO:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
ECHO ECHO

écho:

écho [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'écho (retentissement; résonance; réflexion; répercussion)
    de echo; de weerklank; geluidsweerkaatsing; de weergalm
  2. l'écho (éclat de voix; résonance; retentissement; )
    het gegalm; luidkeelse uitroep; het geschal
  3. l'écho (résonance)
    de resonantie; klankweerkaatsing; de galm
  4. l'écho
    de echo
    • echo [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor écho:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
echo retentissement; réflexion; répercussion; résonance; écho
galm résonance; écho
gegalm beuglement; braillement; cri à tue-tête; grand cri; retentissement; résonance; écho; éclat de voix
geluidsweerkaatsing retentissement; réflexion; répercussion; résonance; écho
geschal beuglement; braillement; cri à tue-tête; grand cri; retentissement; résonance; écho; éclat de voix clairons; flonflons; son du cor
klankweerkaatsing résonance; écho
luidkeelse uitroep beuglement; braillement; cri à tue-tête; grand cri; retentissement; résonance; écho; éclat de voix
resonantie résonance; écho
weergalm retentissement; réflexion; répercussion; résonance; écho
weerklank retentissement; réflexion; répercussion; résonance; écho

Synoniemen voor "écho":


Wiktionary: écho

écho écho
noun
  1. een hoorbare terugkaatsing van een gemaakt geluid

Cross Translation:
FromToVia
écho echo echo — reflected sound
écho echo EchoReflexion von Schallwellen, so dass man das ursprüngliche Geräusch zwei- oder mehrfach hört

Verwante vertalingen van écho



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor écho (Nederlands) in het Frans

echo:

echo [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de echo (geluidsweerkaatsing; weerklank; weergalm)
    l'écho; la résonance; le retentissement; la réflexion; la répercussion
  2. de echo
    l'écho
    • écho [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor echo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
retentissement echo; geluidsweerkaatsing; weergalm; weerklank gegalm; geschal; luidkeelse uitroep; nagalm
réflexion echo; geluidsweerkaatsing; weergalm; weerklank afspiegeling; afweging; begrip; bespiegeling; bezinning; conceptie; denkbeeld; gedachte; gemijmer; gepeins; getob; gezichtspunt; heroverweging; idee; inkeer; interpretatie; inzicht; lezing; meditatie; mening; mentale voorstelling; mijmering; notie; oordeel; opinie; opvatting; overdenking; overdenking met commentaar; overpeinzing; overweging; reflectie; spiegelbeeld; standpunt; tobben; visie; zienswijze
répercussion echo; geluidsweerkaatsing; weergalm; weerklank repercussie; terugslag; terugstoot
résonance echo; geluidsweerkaatsing; weergalm; weerklank galm; gegalm; geschal; klankweerkaatsing; luidkeelse uitroep; resonantie
écho echo; geluidsweerkaatsing; weergalm; weerklank galm; gegalm; geschal; klankweerkaatsing; luidkeelse uitroep; resonantie

Verwante woorden van "echo":

  • echootje, echootjes

Wiktionary: echo

echo
noun
  1. een hoorbare terugkaatsing van een gemaakt geluid
echo
Cross Translation:
FromToVia
echo écho echo — reflected sound
echo echo reverberation — An echo, or a series of overlapping echos.
echo écho EchoReflexion von Schallwellen, so dass man das ursprüngliche Geräusch zwei- oder mehrfach hört

ECHO:

ECHO

  1. ECHO

Vertaal Matrix voor ECHO:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
ECHO ECHO

echoën:

echoën werkwoord (echo, echoot, echode, echoden, geëchood)

  1. echoën (naklinken; galmen; weerklinken)
    se répercuter; résonner; réverbérer en echo; trouver des échos
    • se répercuter werkwoord
    • résonner werkwoord (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • réverbérer en echo werkwoord (réverbère, réverbères, réverbérons, réverbérez, )
    • trouver des échos werkwoord
  2. echoën (weergalmen; resoneren; weerkaatsen; )
    résonner; renvoyer; retentir; se répercuter; réverbérer en echo; trouver des échos
    • résonner werkwoord (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • renvoyer werkwoord (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, )
    • retentir werkwoord (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )
    • se répercuter werkwoord
    • réverbérer en echo werkwoord (réverbère, réverbères, réverbérons, réverbérez, )
    • trouver des échos werkwoord
  3. echoën (nazeggen; herhalen; napraten; nabouwen)
    répéter; redire; résonner; retentir; se faire l'echo de
    • répéter werkwoord (répète, répètes, répétons, répétez, )
    • redire werkwoord (redis, redit, redisons, redites, )
    • résonner werkwoord (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • retentir werkwoord (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )
    • se faire l'echo de werkwoord
  4. echoën (terugkaatsen; reflecteren; stuiten; weerkaatsen; terugstoten)
    résonner; retentir
    • résonner werkwoord (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • retentir werkwoord (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )

Conjugations for echoën:

o.t.t.
  1. echo
  2. echoot
  3. echoot
  4. echoën
  5. echoën
  6. echoën
o.v.t.
  1. echode
  2. echode
  3. echode
  4. echoden
  5. echoden
  6. echoden
v.t.t.
  1. heb geëchood
  2. hebt geëchood
  3. heeft geëchood
  4. hebben geëchood
  5. hebben geëchood
  6. hebben geëchood
v.v.t.
  1. had geëchood
  2. had geëchood
  3. had geëchood
  4. hadden geëchood
  5. hadden geëchood
  6. hadden geëchood
o.t.t.t.
  1. zal echoën
  2. zult echoën
  3. zal echoën
  4. zullen echoën
  5. zullen echoën
  6. zullen echoën
o.v.t.t.
  1. zou echoën
  2. zou echoën
  3. zou echoën
  4. zouden echoën
  5. zouden echoën
  6. zouden echoën
diversen
  1. echo!
  2. echoot!
  3. geëchood
  4. echoënd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor echoën:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
redire echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen hervatten; navertellen; opnieuw beginnen
renvoyer echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen afmarcheren; afnemen; afschepen; afschrikken; afwimpelen; afzonderen; bang maken; ecarteren; laten inrukken; lichten; omruilen; omwisselen; ontheffen; ontslaan; opschorten; opschuiven; opsturen; pasporteren; posten; reflecteren; rekken; restitueren; retourneren; ruilen; sturen; terugbrengen; teruggeven; terugkaatsen; terugsturen; terugzenden; toewerpen; toezenden; uitstellen; uitsturen; verdagen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; vertragen; vervreemden; verwijderen; verwijzen naar; verwisselen; verzenden; voor zich uitschuiven; weerspiegelen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsturen; wegwerken; wegzenden; wisselen
retentir echoën; galmen; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen galmen; hoorbaar zijn; klateren; kletteren; klingelen; luidkeels iets verkondigen; met krachtige stem zingen; rammelen; rinkelen; schallen; schetteren; tetteren; tingelen; tinkelen; weerklinken; weerschallen
répéter echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen de draad weer oppakken; herhalen; hernemen; hervatten; navertellen; oefenen; opnieuw beginnen; repeteren; uitstellen
résonner echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen galmen; hoorbaar zijn; klank voortbrengen; kletteren; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; rammelen; schallen; weerklinken; weerschallen
réverbérer en echo echoën; galmen; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen schallen; weerschallen
se faire l'echo de echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen
se répercuter echoën; galmen; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen schallen; weerschallen
trouver des échos echoën; galmen; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen schallen; weerschallen