Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor cacheter (Frans) in het Nederlands

cacheter:

cacheter werkwoord (cachette, cachettes, cachetons, cachetez, )

  1. cacheter (apposer les scellés; plomber)
    verzegelen
    • verzegelen werkwoord (verzegel, verzegelt, verzegelde, verzegelden, verzegeld)
  2. cacheter (oblitérer; timbrer; tamponner; pointer; composter)
    stempelen; stempel zetten
  3. cacheter (fermer; clore; boucler; verrouiller; apposer les scellés)
    sluiten; dichtdoen; toedoen; dichtmaken; toetrekken
    • sluiten werkwoord (sluit, sloot, sloten, gesloten)
    • dichtdoen werkwoord (doe dicht, doet dicht, deed dicht, deden dicht, dichtgedaan)
    • toedoen werkwoord (doe toe, doet toe, deed toe, deden toe, toegedaan)
    • dichtmaken werkwoord (maak dicht, maakt dicht, maakte dicht, maakten dicht, dichtgemaakt)
    • toetrekken werkwoord (trek toe, trekt toe, trok toe, trokken toe, toegetrokken)
  4. cacheter (sceller)
    bezegelen; van zegel voorzien

Conjugations for cacheter:

Présent
  1. cachette
  2. cachettes
  3. cachette
  4. cachetons
  5. cachetez
  6. cachettent
imparfait
  1. cachetais
  2. cachetais
  3. cachetait
  4. cachetions
  5. cachetiez
  6. cachetaient
passé simple
  1. cachetai
  2. cachetas
  3. cacheta
  4. cachetâmes
  5. cachetâtes
  6. cachetèrent
futur simple
  1. cachetterai
  2. cachetteras
  3. cachettera
  4. cachetterons
  5. cachetterez
  6. cachetteront
subjonctif présent
  1. que je cachette
  2. que tu cachettes
  3. qu'il cachette
  4. que nous cachetions
  5. que vous cachetiez
  6. qu'ils cachettent
conditionnel présent
  1. cachetterais
  2. cachetterais
  3. cachetterait
  4. cachetterions
  5. cachetteriez
  6. cachetteraient
passé composé
  1. ai cacheté
  2. as cacheté
  3. a cacheté
  4. avons cacheté
  5. avez cacheté
  6. ont cacheté
divers
  1. cachette!
  2. cachetez!
  3. cachetons!
  4. cacheté
  5. cachetant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor cacheter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtdoen fermeture; verrouillage
dichtmaken barrage; clôture; fermeture; fermoir; verrouillage
stempelen cachet; estampage; estampillage; poinçonnage; timbrage
toedoen concours
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezegelen cacheter; sceller confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider
dichtdoen apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; verrouiller boucler; boutonner; cadenasser; clore; fermer; fermer au verrou; fermer à clé; verrouiller
dichtmaken apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; verrouiller boucler; calfeutrer; clore; colmater; fermer; fermer au verrou; obturer; taper; verrouiller
sluiten apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; verrouiller boucler; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller
stempel zetten cacheter; composter; oblitérer; pointer; tamponner; timbrer
stempelen cacheter; composter; oblitérer; pointer; tamponner; timbrer estampiller; jouir d'une allocation; tamponner; timbrer; toucher une allocation; toucher une allocation de chômage
toedoen apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; verrouiller boucler; clore; fermer; verrouiller
toetrekken apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; verrouiller
van zegel voorzien cacheter; sceller
verzegelen apposer les scellés; cacheter; plomber sceller

Synoniemen voor "cacheter":


Wiktionary: cacheter

cacheter
verb
  1. iets bijv. met lak verzegelen



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor cacheter (Nederlands) in het Frans