Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. canon:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. canon:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor canon (Frans) in het Nederlands

canon:

canon [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le canon
    de canon
    • canon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le canon (étalon)
    de standaard; de norm
    • standaard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • norm [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. le canon (artillerie; canons)
    het gewichtstuk; het stuk; het kanon
    • gewichtstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stuk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kanon [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. le canon (artillerie; canons)
    de kanonnen; het geschut
    • kanonnen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • geschut [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. le canon (norme; étalon; critère; règle)
    de maatstaf; de standaard; de norm
    • maatstaf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • standaard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • norm [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor canon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
canon canon
geschut artillerie; canon; canons
gewichtstuk artillerie; canon; canons
kanon artillerie; canon; canons
kanonnen artillerie; canon; canons
maatstaf canon; critère; norme; règle; étalon baguette; bâton; centimètre; critère; indicateur; mesure; mètre pliant; mètre à ruban; norme; règle
norm canon; critère; norme; règle; étalon norme
standaard canon; critère; norme; règle; étalon bannière; drapeau; fanion; flamme; oriflamme; standard; étendard
stuk artillerie; canon; canons action; article; beau morceau; bel homme; branche; catégorie; châssis; composant; comédie; drame; fille du tonnerre; fraction; fragment; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; jolie femme; membre; morceau; part; partie; pièce de théâtre; portion; publication; ration; rayon; section; segment; spectacle; théâtre; titre; tragédie; type épatant; élément de base
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stuk abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; dans un état triste; déchiré; défectueux; délabré; détraqué; détérioré; dévoré; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en panne; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; hors d'usage; hors de service; lacéré; rompu; troué; variolé
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
standaard par défaut

Synoniemen voor "canon":


Wiktionary: canon

canon
noun
  1. militaire|fr pièce d’artillerie munie d’une bouche, en forme de tube, et servir à lancer des projectiles.
canon
noun
  1. voorste deel van een wapen

Cross Translation:
FromToVia
canon kanon cannon — artillery piece
canon canon canon — generally accepted principle
canon canon canon — piece of music
canon canon canon — religious law
canon stoot dish — slang: sexually attractive person
canon kanon gun — (military) A cannon with relatively long barrel, operating with relatively low angle of fire, and having a high muzzle velocity
canon schoonheid looker — slang: good-looking one
canon canon round — song

Verwante vertalingen van canon



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor canon (Nederlands) in het Frans

canon:

canon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de canon
    le canon
    • canon [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor canon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
canon canon geschut; gewichtstuk; kanon; kanonnen; maatstaf; norm; standaard; stuk

Verwante woorden van "canon":

  • canons

Wiktionary: canon


Cross Translation:
FromToVia
canon canon canon — generally accepted principle
canon canon canon — piece of music
canon canon canon — religious law
canon canon round — song