Frans

Uitgebreide vertaling voor convertir (Frans) in het Nederlands

convertir:

convertir werkwoord (convertis, convertit, convertissons, convertissez, )

  1. convertir (usiner; transformer)
    verwerken
    • verwerken werkwoord (verwerk, verwerkt, verwerkte, verwerkten, verwerkt)
  2. convertir (transformer; changer; modifier)
    omzetten; converteren; verwisselen
    • omzetten werkwoord (zet om, zette om, zetten om, omgezet)
    • converteren werkwoord (converteer, converteert, converteerde, converteerden, geconverteerd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
  3. convertir (se convertir)
    bekeren
    • bekeren werkwoord (bekeer, bekeert, bekeerde, bekeerden, bekeerd)
  4. convertir (réduire)
    omrekenen
    • omrekenen werkwoord (reken om, rekent om, rekende om, rekenden om, omgerekend)
  5. convertir (reconstruire; rebâtir)
    reconstrueren; opnieuw bouwen; herbouwen
    • reconstrueren werkwoord (reconstrueer, reconstrueert, reconstrueerde, reconstrueerden, gereconstrueerd)
    • opnieuw bouwen werkwoord
    • herbouwen werkwoord (herbouw, herbouwt, herbouwde, herbouwden, herbouwd)
  6. convertir (tourner; rouler; pivoter; )
    draaien; roteren; rollen; wentelen; ronddraaien; kantelen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • roteren werkwoord (roteer, roteert, roteerde, roteerden, geroteerd)
    • rollen werkwoord (rol, rolt, rolde, rolden, gerold)
    • wentelen werkwoord (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
  7. convertir (retourner; tourner)
    omkeren; iets omdraaien
  8. convertir (échanger; changer; faire un échange; )
    inruilen
    • inruilen werkwoord (ruil in, ruilt in, ruilde in, ruilden in, ingeruild)
  9. convertir
    converteren
    • converteren werkwoord (converteer, converteert, converteerde, converteerden, geconverteerd)

Conjugations for convertir:

Présent
  1. convertis
  2. convertis
  3. convertit
  4. convertissons
  5. convertissez
  6. convertissent
imparfait
  1. convertissais
  2. convertissais
  3. convertissait
  4. convertissions
  5. convertissiez
  6. convertissaient
passé simple
  1. convertis
  2. convertis
  3. convertit
  4. convertîmes
  5. convertîtes
  6. convertirent
futur simple
  1. convertirai
  2. convertiras
  3. convertira
  4. convertirons
  5. convertirez
  6. convertiront
subjonctif présent
  1. que je convertisse
  2. que tu convertisses
  3. qu'il convertisse
  4. que nous convertissions
  5. que vous convertissiez
  6. qu'ils convertissent
conditionnel présent
  1. convertirais
  2. convertirais
  3. convertirait
  4. convertirions
  5. convertiriez
  6. convertiraient
passé composé
  1. ai converti
  2. as converti
  3. a converti
  4. avons converti
  5. avez converti
  6. ont converti
divers
  1. convertis!
  2. convertissez!
  3. convertissons!
  4. converti
  5. convertissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor convertir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien conversions; rotation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekeren convertir; se convertir
converteren changer; convertir; modifier; transformer
draaien convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer détourner; faire pivoter; faire tourner; faire virer; intervertir; inverser; pirouetter; retourner; rotation; tourbillonner; tourner; tournoyer; virer
herbouwen convertir; rebâtir; reconstruire
iets omdraaien convertir; retourner; tourner
inruilen changer; convertir; faire un échange; permuter; substituer; troquer; troquer contre; échanger
kantelen convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; se renverser; tremper
omkeren convertir; retourner; tourner aller de retour; aller en arrière; détourner; faire demi-tour; feuilleter; inverser; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner
omrekenen convertir; réduire
omzetten changer; convertir; modifier; transformer résoudre
opnieuw bouwen convertir; rebâtir; reconstruire
reconstrueren convertir; rebâtir; reconstruire reconstruire
rollen convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
ronddraaien convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer tourbillonner; tournoyer
roteren convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
verwerken convertir; transformer; usiner
verwisselen changer; convertir; modifier; transformer alterner; altérer; annuler; changer; changer de place; confondre; embarrasser; emmêler; faire un échange; innover; modifier; permuter; remettre; remettre en place; remplacer; renouveler; renvoyer; replacer; rénover; se substituer à; substituer; tourner en sens contraire; transformer; troquer; troquer contre; varier; échanger; échanger contre
wentelen convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer

Synoniemen voor "convertir":


Wiktionary: convertir

convertir
verb
  1. iemand ~: iemand tot een bepaald geloof overhalen
  2. zodanig aan iets werken of iets behandelen dat het anders wordt

Verwante vertalingen van convertir