Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: disparu

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: disparu

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. disparu:
  2. disparaître:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor disparu (Frans) in het Nederlands

disparu:

disparu bijvoeglijk naamwoord

  1. disparu (parti; perdu)
    foetsie; verdwenen
    weg
    – wat je niet meer kunt vinden 1
    • weg bijwoord
      • ik heb overal gezocht maar mijn pen is weg1
  2. disparu (parti; perdu; égaré; passé; péri)
    verloren; vermist; zoek; kwijt
    weg
    – wat je niet meer kunt vinden 1
    • weg bijwoord
      • ik heb overal gezocht maar mijn pen is weg1
  3. disparu (égaré; perdu; fourvoyé; passé; péri)
    verloren; verdwaald; kwijt

disparu [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le disparu (défunt; mort)
    de overledene; de dode; de gestorvene

Vertaal Matrix voor disparu:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dode disparu; défunt; mort
gestorvene disparu; défunt; mort
overledene disparu; défunt; mort
weg chaussée; itinéraire; manche; parcours; piste; portion de route; ronde; route; route pavée; rue; tour; tournée; trajet; voie
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwijt disparu; fourvoyé; parti; passé; perdu; péri; égaré
verdwaald disparu; fourvoyé; passé; perdu; péri; égaré
verloren disparu; fourvoyé; parti; passé; perdu; péri; égaré
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
foetsie disparu; parti; perdu
weg disparu; parti; passé; perdu; péri; égaré changé d'air; de; depuis; dès; place; place par là
zoek disparu; parti; passé; perdu; péri; égaré
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verdwenen disparu; parti; perdu
vermist disparu; parti; passé; perdu; péri; égaré

Synoniemen voor "disparu":


disparaître:

disparaître werkwoord (disparais, disparaît, disparaissons, disparaissez, )

  1. disparaître (s'évanouir)
    verdwijnen
    • verdwijnen werkwoord (verdwijn, verdwijnt, verdween, verdwenen, verdwenen)
  2. disparaître (s'éteindre; être en voie de disparition; mourir; )
    sterven; ophouden; uitsterven; afsterven
    • sterven werkwoord (sterf, sterft, stierf, stierven, gestorven)
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • uitsterven werkwoord (sterf uit, sterft uit, stierf uit, stierven uit, uitgestorven)
    • afsterven werkwoord (sterf af, sterft af, stierf af, stierven af, afgestorven)
  3. disparaître (être en voie d'extinction; être en voie de disparition)
    uitsterven; ophouden te bestaan
  4. disparaître (mourir; décéder; rendre l'âme)
    overlijden; sterven; doodgaan; kapotgaan; omkomen
    • overlijden werkwoord (overlijd, overlijdt, overleed, overleden, overleden)
    • sterven werkwoord (sterf, sterft, stierf, stierven, gestorven)
    • doodgaan werkwoord (ga dood, gaat dood, ging dood, gingen dood, doodgegaan)
    • kapotgaan werkwoord (ga kapot, gaat kapot, ging kapot, gingen kapot, kapot gegaan)
    • omkomen werkwoord (kom om, komt om, kwam om, kwamen om, omgekomen)
  5. disparaître (languir; dépérir; s'affaiblir)
    wegslinken
    • wegslinken werkwoord (slink weg, slinkt weg, slonk weg, slonken weg, weggeslonken)
  6. disparaître (se perdre; s'égarer)
    teloorgaan
    • teloorgaan werkwoord (ga teloor, gaat teloor, ging teloor, gingen teloor, teloorgegaan)

Conjugations for disparaître:

Présent
  1. disparais
  2. disparais
  3. disparaît
  4. disparaissons
  5. disparaissez
  6. disparaissent
imparfait
  1. disparaissais
  2. disparaissais
  3. disparaissait
  4. disparaissions
  5. disparaissiez
  6. disparaissaient
passé simple
  1. disparus
  2. disparus
  3. disparut
  4. disparûmes
  5. disparûtes
  6. disparurent
futur simple
  1. disparaîtrai
  2. disparaîtras
  3. disparaîtra
  4. disparaîtrons
  5. disparaîtrez
  6. disparaîtront
subjonctif présent
  1. que je disparaisse
  2. que tu disparaisses
  3. qu'il disparaisse
  4. que nous disparaissions
  5. que vous disparaissiez
  6. qu'ils disparaissent
conditionnel présent
  1. disparaîtrais
  2. disparaîtrais
  3. disparaîtrait
  4. disparaîtrions
  5. disparaîtriez
  6. disparaîtraient
passé composé
  1. ai disparu
  2. as disparu
  3. a disparu
  4. avons disparu
  5. avez disparu
  6. ont disparu
divers
  1. disparais!
  2. disparaissez!
  3. disparaissons!
  5. disparu
  6. disparaissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor disparaître:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afsterven déchéance; dépérissement; trépas
ophouden achèvement; action d'arrêter; fin; terminaison
overlijden cas de décès; décès; décéder; mort; mortalité
uitsterven fait d'être en voie de disparition; fait d'être menacé d'extinction
verdwijnen disparition; effacement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afsterven disparaître; décéder; mourir; rendre l'âme; s'éteindre; être en voie d'extinction; être en voie de disparition
doodgaan disparaître; décéder; mourir; rendre l'âme abdiquer; agoniser; crever; décéder; mourir; partir; périr; rendre l'âme; s'endormir; trépasser; être tué
kapotgaan disparaître; décéder; mourir; rendre l'âme rompre; se briser; se casser; tomber en morceaux; tomber en pièces
omkomen disparaître; décéder; mourir; rendre l'âme abdiquer; agoniser; crever; décéder; mourir; partir; périr; trépasser; être tué
ophouden disparaître; décéder; mourir; rendre l'âme; s'éteindre; être en voie d'extinction; être en voie de disparition abandonner; achever; arrêter; attarder; bloquer; casser; cesser; conclure; couper; débrancher; débrayer; déconnecter; décrocher; défaire; dégrafer; délimiter; déserter; détacher; dételer; dévisser; en finir; finir; interrompre; laisser; limiter; maintenir; mettre au point; mettre fin à; parachever; parvenir à enlever; prendre fin; ralentir; relever; renoncer à; retarder; résilier; s'achever; se terminer; soutenir; stopper; suspendre; temporiser; tenir levé; terminer; être éliminé
ophouden te bestaan disparaître; être en voie d'extinction; être en voie de disparition
overlijden disparaître; décéder; mourir; rendre l'âme abdiquer; agoniser; crever; décéder; mourir; partir; périr; rendre l'âme; s'endormir; trépasser; être tué
sterven disparaître; décéder; mourir; rendre l'âme; s'éteindre; être en voie d'extinction; être en voie de disparition abdiquer; agoniser; crever; décéder; mourir; partir; périr; rendre l'âme; s'endormir; trépasser; être tué
teloorgaan disparaître; s'égarer; se perdre
uitsterven disparaître; décéder; mourir; rendre l'âme; s'éteindre; être en voie d'extinction; être en voie d'extinction; être en voie de disparition
verdwijnen disparaître; s'évanouir embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner
wegslinken disparaître; dépérir; languir; s'affaiblir

Synoniemen voor "disparaître":


Wiktionary: disparaître

disparaître
verb
  1. dissimuler, cacher.
disparaître
verb
  1. wegraken
  2. afnemen
Cross Translation:
FromToVia
• disparaître → verdwijnen ↔ disappear — to vanish
• disparaître → verdwijnen; krimpen; smelten ↔ dwindle — (intransitive) to decrease, shrink, vanish
• disparaître → verdwijnen ↔ vanish — become invisible or to move out of view unnoticed
• disparaître → verdwijnen ↔ verschwinden — aufhören zu existieren, sich in Nichts auflösen
• disparaître → verdwijnen ↔ verschwinden — den wahrnehmbaren Bereich verlassen
• disparaître → verdwijnen ↔ verschwinden — verloren gehen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0463 seconde
Page rendered in 1.0 seconds