Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: explorer

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: explorer

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. explorer:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor explorer (Frans) in het Nederlands

explorer:

explorer werkwoord (explore, explores, explorons, explorez, )

  1. explorer (reconnaître; prospecter; éclairer; examiner; fouiller)
    verkennen; onderzoeken; aftasten
    • verkennen werkwoord (verken, verkent, verkende, verkenden, verkend)
    • onderzoeken werkwoord (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • aftasten werkwoord (tast af, tastte af, tastten af, afgetast)
  2. explorer (sonder; reconnaître; fouiller)
    aftasten; bevoelen
    • aftasten werkwoord (tast af, tastte af, tastten af, afgetast)
    • bevoelen werkwoord (bevoel, bevoelt, bevoelde, bevoelden, bevoeld)
  3. explorer
    exploreren
    • exploreren werkwoord (exploreer, exploreert, exploreerde, exploreerden, geëxploreerd)
  4. explorer (démêler; débrouiller; dérober; )
    uitzoeken; ontwarren; uitpluizen; ontraadselen; uitrafelen; uitvezelen; ontrafelen
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • ontwarren werkwoord (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
    • uitpluizen werkwoord (pluis uit, pluist uit, ploos uit, plozen uit, uitgeplozen)
    • ontraadselen werkwoord (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
    • uitrafelen werkwoord (rafel uit, rafelt uit, rafelde uit, rafelden uit, uitgerafeld)
    • uitvezelen werkwoord (vezel uit, vezelt uit, vezelde uit, vezelden uit, uitgevezeld)
    • ontrafelen werkwoord (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)

Conjugations for explorer:

Présent
  1. explore
  2. explores
  3. explore
  4. explorons
  5. explorez
  6. explorent
imparfait
  1. explorais
  2. explorais
  3. explorait
  4. explorions
  5. exploriez
  6. exploraient
passé simple
  1. explorai
  2. exploras
  3. explora
  4. explorâmes
  5. explorâtes
  6. explorèrent
futur simple
  1. explorerai
  2. exploreras
  3. explorera
  4. explorerons
  5. explorerez
  6. exploreront
subjonctif présent
  1. que j'explore
  2. que tu explores
  3. qu'il explore
  4. que nous explorions
  5. que vous exploriez
  6. qu'ils explorent
conditionnel présent
  1. explorerais
  2. explorerais
  3. explorerait
  4. explorerions
  5. exploreriez
  6. exploreraient
passé composé
  1. ai exploré
  2. as exploré
  3. a exploré
  4. avons exploré
  5. avez exploré
  6. ont exploré
divers
  1. explore!
  2. explorez!
  3. explorons!
  5. exploré
  6. explorant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor explorer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftasten fouiller; tâter; tâtonner
uitzoeken sélection
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftasten examiner; explorer; fouiller; prospecter; reconnaître; sonder; éclairer fouiller
bevoelen explorer; fouiller; reconnaître; sonder palper; toucher; tâter; tâtonner
exploreren explorer
onderzoeken examiner; explorer; fouiller; prospecter; reconnaître; éclairer chercher; essayer; examiner; faire des recherches; faire passer un examen; faire subir un test; faire une inspection de; inspecter; mettre à l'épreuve; ouvrir une enquête; passer en revue; rechercher; rechercher qc; soumettre à un test; soumettre à une inspection; tester; vérifier; éprouver; étudier
ontraadselen débrouiller; déchiffrer; décortiquer; décrypter; démêler; dénouer; dérober; explorer déchiffrer; découvrir; décrypter; démêler; dénouer; résoudre
ontrafelen débrouiller; déchiffrer; décortiquer; décrypter; démêler; dénouer; dérober; explorer déchiffrer; découvrir; décrypter; démêler; dénouer; résoudre
ontwarren débrouiller; déchiffrer; décortiquer; décrypter; démêler; dénouer; dérober; explorer déchiffrer; décoder; découvrir; décrypter; démêler; dénouer; résoudre
uitpluizen débrouiller; déchiffrer; décortiquer; décrypter; démêler; dénouer; dérober; explorer
uitrafelen débrouiller; déchiffrer; décortiquer; décrypter; démêler; dénouer; dérober; explorer s'effiler; s'effilocher; s'effranger; s'érailler
uitvezelen débrouiller; déchiffrer; décortiquer; décrypter; démêler; dénouer; dérober; explorer
uitzoeken débrouiller; déchiffrer; décortiquer; décrypter; démêler; dénouer; dérober; explorer arranger; choisir; classer; coupler; enchaîner; opter pour; passer les vitesses; prendre; préférer; repartir; sélectionner; séparer; trier; élire
verkennen examiner; explorer; fouiller; prospecter; reconnaître; éclairer

Synoniemen voor "explorer":


Wiktionary: explorer

explorer explorer
verb
  1. (overgankelijk) een onbekend gebied verkennen
Cross Translation:
FromToVia
• explorer → onderzoeken; bestuderen; napluizen; exploreren; navorsen; uitpluizen; uitzoeken; aftasten ↔ explore — to examine or investigate something systematically
• explorer → verkennen; exploreren ↔ explore — to travel somewhere in search of discovery
• explorer → exploreren; verkennen ↔ explore — to (seek) experience first hand







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0903 seconde
Page rendered in 1.0 seconds