Frans

Uitgebreide vertaling voor frotter (Frans) in het Nederlands

frotter:

frotter werkwoord (frotte, frottes, frottons, frottez, )

  1. frotter (astiquer; faire briller; cirer)
    wrijven; poetsen; oppoetsen; opblinken; opwrijven
    • wrijven werkwoord (wrijf, wrijft, wreef, wreven, gewreven)
    • poetsen werkwoord (poets, poetst, poetste, poetsten, gepoetst)
    • oppoetsen werkwoord (poets op, poetst op, poetste op, poetsten op, opgepoetst)
    • opblinken werkwoord (blink op, blinkt op, blonk op, blonken op, opgeblonken)
    • opwrijven werkwoord (wrijf op, wrijft op, wreef op, wreven op, opgewreven)
  2. frotter (râper; polir; grincer; )
    schaven; raspen; schuren
    • schaven werkwoord (schaaf, schaaft, schaafte, schaaften, geschaafd)
    • raspen werkwoord (rasp, raspt, raspte, raspten, geraspt)
    • schuren werkwoord (schuur, schuurt, schuurde, schuurden, geschuurd)
  3. frotter
    aansteken; aanmaken
    • aansteken werkwoord (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)
    • aanmaken werkwoord (maak aan, maakt aan, maakte aan, maakten aan, aangemaakt)
  4. frotter (polir)
    afschuren
    • afschuren werkwoord (schuur af, schuurt af, schuurde af, schuurden af, afgeschuurd)
  5. frotter (décrasser; faire briller; frotter de; )
    boenen; schrobben; schoonboenen; afschrobben; afboenen; schoonschrobben
    • boenen werkwoord (boen, boent, boende, boenden, geboend)
    • schrobben werkwoord (schrob, schrobt, schrobde, schrobden, geschrobd)
    • schoonboenen werkwoord
    • afschrobben werkwoord (schrob af, schrobt af, schrobde af, schrobden af, afgeschrobd)
    • afboenen werkwoord
    • schoonschrobben werkwoord (schrob schoon, schrobt schoon, schrobde schoon, schrobden schoon, schoongeschrobd)
  6. frotter (polir; aplanir; faire briller; planer; astiquer)
    gladmaken; gladwrijven
    • gladmaken werkwoord (maak glad, maakt glad, maakte glad, maakten glad, gladgemaakt)
    • gladwrijven werkwoord (wrijf glad, wrijft glad, wreef glad, wreven glad, gladgewreven)
  7. frotter (se gratter; griffer; racler; gratter; égratigner)
    zich krabben; krassen
  8. frotter (essuyer)
    afstrijken; lepel afstrijken

Conjugations for frotter:

Présent
  1. frotte
  2. frottes
  3. frotte
  4. frottons
  5. frottez
  6. frottent
imparfait
  1. frottais
  2. frottais
  3. frottait
  4. frottions
  5. frottiez
  6. frottaient
passé simple
  1. frottai
  2. frottas
  3. frotta
  4. frottâmes
  5. frottâtes
  6. frottèrent
futur simple
  1. frotterai
  2. frotteras
  3. frottera
  4. frotterons
  5. frotterez
  6. frotteront
subjonctif présent
  1. que je frotte
  2. que tu frottes
  3. qu'il frotte
  4. que nous frottions
  5. que vous frottiez
  6. qu'ils frottent
conditionnel présent
  1. frotterais
  2. frotterais
  3. frotterait
  4. frotterions
  5. frotteriez
  6. frotteraient
passé composé
  1. ai frotté
  2. as frotté
  3. a frotté
  4. avons frotté
  5. avez frotté
  6. ont frotté
divers
  1. frotte!
  2. frottez!
  3. frottons!
  4. frotté
  5. frottant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor frotter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmaken fabrication; préparation; réalisation
aansteken contamination; empoisonnement; infection; intoxication
boenen frottement; lavage; lavage par frottement
krassen crissement; grattement; grincement; raclements
schrobben frottement; lavage le plancher; ménage; nettoyage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmaken frotter allumer; brancher sur; brûler; faire du feu; faire fonctionner; faire marcher; flamber; mettre en circuit; mettre en marche; mettre feu à; prendre feu; s'enflammer; établir le contact
aansteken frotter allumer; allumer une cigarette; communiquer; contaminer; faire brûler; faire du feu; flamber; infecter; intoxiquer; mettre feu à; mettre le feu à; s'enflammer; souiller; transmettre
afboenen astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
afschrobben astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
afschuren frotter; polir
afstrijken essuyer; frotter
boenen astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
gladmaken aplanir; astiquer; faire briller; frotter; planer; polir aplanir; défroisser; lisser; niveler; polir; rendre lisse; égaliser
gladwrijven aplanir; astiquer; faire briller; frotter; planer; polir
krassen frotter; gratter; griffer; racler; se gratter; égratigner
lepel afstrijken essuyer; frotter
opblinken astiquer; cirer; faire briller; frotter
oppoetsen astiquer; cirer; faire briller; frotter
opwrijven astiquer; cirer; faire briller; frotter
poetsen astiquer; cirer; faire briller; frotter
raspen craquer; crisser; croasser; frotter; grincer; irriter; piquer; polir; raboter; racler; râper
schaven craquer; crisser; croasser; frotter; grincer; irriter; piquer; polir; raboter; racler; râper
schoonboenen astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
schoonschrobben astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
schrobben astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
schuren craquer; crisser; croasser; frotter; grincer; irriter; piquer; polir; raboter; racler; râper
wrijven astiquer; cirer; faire briller; frotter
zich krabben frotter; gratter; griffer; racler; se gratter; égratigner

Synoniemen voor "frotter":


Wiktionary: frotter

frotter
verb
  1. passer une chose sur une autre à plusieurs reprises, en appuyer, en pressant.
frotter
verb
  1. (overgankelijk) wrijven
  2. door wrijven glanzend maken
  3. door middel van wrijven zaken schoner maken
  4. handeling

Cross Translation:
FromToVia
frotter wrijven rub — to move one object while maintaining contact with another object over some area

Verwante vertalingen van frotter