Frans

Uitgebreide vertaling voor gravité (Frans) in het Nederlands

gravité:

gravité [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la gravité (sérieux; sévérité)
    de ernst
    • ernst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la gravité (pesanteur; poids; masse)
    de gewicht; de zwaarte
    • gewicht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zwaarte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. la gravité (sérieux)
    de serieusheid
  4. la gravité (dignité; distinction)
    de statigheid; de deftigheid; de eerbiedwaardigheid
  5. la gravité (dignité; noblesse)
    de statigheid; gedragenheid; de plechtigheid; de voornaamheid; de plechtstatigheid; de vormelijkheid

Vertaal Matrix voor gravité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deftigheid dignité; distinction; gravité air distinguée; classe; distinction; grand air
eerbiedwaardigheid dignité; distinction; gravité
ernst gravité; sérieux; sévérité
gedragenheid dignité; gravité; noblesse
gewicht gravité; masse; pesanteur; poids poids
plechtigheid dignité; gravité; noblesse apparat; cortège; célébration; cérémonie; formalité; procession; rite; solennité
plechtstatigheid dignité; gravité; noblesse
serieusheid gravité; sérieux
statigheid dignité; distinction; gravité; noblesse
voornaamheid dignité; gravité; noblesse air distinguée; classe; distinction; grand air
vormelijkheid dignité; gravité; noblesse
zwaarte gravité; masse; pesanteur; poids dilemme; problème; question; tâche; tâche scolaire
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
gewicht poids
- gravité d'alerte

Synoniemen voor "gravité":


Wiktionary: gravité


Cross Translation:
FromToVia
gravité zwaartekracht gravity — resultant force on Earth's surface
gravité zwaartekracht gravity — gravitation, gravity force on two mass bodies

graviter:

graviter werkwoord (gravite, gravites, gravitons, gravitez, )

  1. graviter (tourner en rond)
    cirkelen
    • cirkelen werkwoord (cirkel, cirkelt, cirkelde, cirkelden, gecirkeld)

Conjugations for graviter:

Présent
  1. gravite
  2. gravites
  3. gravite
  4. gravitons
  5. gravitez
  6. gravitent
imparfait
  1. gravitais
  2. gravitais
  3. gravitait
  4. gravitions
  5. gravitiez
  6. gravitaient
passé simple
  1. gravitai
  2. gravitas
  3. gravita
  4. gravitâmes
  5. gravitâtes
  6. gravitèrent
futur simple
  1. graviterai
  2. graviteras
  3. gravitera
  4. graviterons
  5. graviterez
  6. graviteront
subjonctif présent
  1. que je gravite
  2. que tu gravites
  3. qu'il gravite
  4. que nous gravitions
  5. que vous gravitiez
  6. qu'ils gravitent
conditionnel présent
  1. graviterais
  2. graviterais
  3. graviterait
  4. graviterions
  5. graviteriez
  6. graviteraient
passé composé
  1. ai gravité
  2. as gravité
  3. a gravité
  4. avons gravité
  5. avez gravité
  6. ont gravité
divers
  1. gravite!
  2. gravitez!
  3. gravitons!
  4. gravité
  5. gravitant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor graviter:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cirkelen graviter; tourner en rond

Synoniemen voor "graviter":


Verwante vertalingen van gravité