Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. médisant:
  2. médire:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor médisant (Frans) in het Nederlands

médisant:

médisant bijvoeglijk naamwoord

  1. médisant (calomnieux; diffamatoire; diffamant; calomnieuse; calomnieusement)
    kwaadsprekend; lasterlijk; lasterend
  2. médisant (calomnieux; calomnieusement)
    kwaadsprekend; lasterlijk; smadend

Vertaal Matrix voor médisant:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lasterlijk calomnieuse; calomnieusement; calomnieux; diffamant; diffamatoire; médisant
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwaadsprekend calomnieuse; calomnieusement; calomnieux; diffamant; diffamatoire; médisant
lasterend calomnieuse; calomnieusement; calomnieux; diffamant; diffamatoire; médisant
smadend calomnieusement; calomnieux; médisant acerbe; acide; aigre; aigrement; amer; amèrement; avec amertume; avec mépris; avec sarcasme; d'un air narquois; dédaigneux; honteusement; honteux; humiliant; injurieux; narquoisement; railleur; sarcastique; âcre; âpre; âprement

Synoniemen voor "médisant":


médire:

médire werkwoord (médis, médit, médisons, médisez, )

  1. médire (calomnier; déniger; dire du mal sur)
    roddelen; kwaadspreken; belasteren; lasteren
    • roddelen werkwoord (roddel, roddelt, roddelde, roddelden, geroddeld)
    • kwaadspreken werkwoord (spreek kwaad, spreekt kwaad, sprak kwaad, spraken kwaad, kwaad gesproken)
    • belasteren werkwoord (belaster, belastert, belasterde, belasterden, belasterd)
    • lasteren werkwoord (laster, lastert, lasterde, lasterden, gelasterd)
  2. médire (calomnier; noircir; diffamer; médire de; dire du mal sur)
    zwartmaken; zwart kleuren
    • zwartmaken werkwoord (maak zwart, maakt zwart, maakte zwart, maakten zwart, zwart gemaakt)
    • zwart kleuren werkwoord

Conjugations for médire:

Présent
  1. médis
  2. médis
  3. médit
  4. médisons
  5. médisez
  6. médisent
imparfait
  1. médisais
  2. médisais
  3. médisait
  4. médisions
  5. médisiez
  6. médisaient
passé simple
  1. médis
  2. médis
  3. médit
  4. médîmes
  5. médîtes
  6. médirent
futur simple
  1. médirai
  2. médiras
  3. médira
  4. médirons
  5. médirez
  6. médiront
subjonctif présent
  1. que je médise
  2. que tu médises
  3. qu'il médise
  4. que nous médisions
  5. que vous médisiez
  6. qu'ils médisent
conditionnel présent
  1. médirais
  2. médirais
  3. médirait
  4. médirions
  5. médiriez
  6. médiraient
passé composé
  1. ai médit
  2. as médit
  3. a médit
  4. avons médit
  5. avez médit
  6. ont médit
divers
  1. médis!
  2. médisez!
  3. médisons!
  4. médit
  5. médisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor médire:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasteren calomnie; diffamation; dénigrement
kwaadspreken calomnie; diffamation; dénigrement
zwartmaken bavardage; blasphème; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; discours diffamatoire; dénigrement; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasteren calomnier; dire du mal sur; déniger; médire blesser; calomnier; diffamer; froisser; insulter; maudire; offenser; porter préjudice à
kwaadspreken calomnier; dire du mal sur; déniger; médire blesser; calomnier; diffamer; froisser; insulter; maudire; offenser; porter préjudice à
lasteren calomnier; dire du mal sur; déniger; médire blesser; calomnier; diffamer; froisser; insulter; maudire; offenser; porter préjudice à
roddelen calomnier; dire du mal sur; déniger; médire
zwart kleuren calomnier; diffamer; dire du mal sur; médire; médire de; noircir
zwartmaken calomnier; diffamer; dire du mal sur; médire; médire de; noircir

Synoniemen voor "médire":


Wiktionary: médire

médire
verb
  1. iemands goede naam geweld aandoen met onware aantijgingen

Cross Translation:
FromToVia
médire denigreren; kleineren denigrate — to criticise so as to besmirch