Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. malaise:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. malaise:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor malaise (Frans) in het Nederlands

malaise:

malaise [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le malaise (époque de crise)
    de malaise; de slapheid; de slapte
    • malaise [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • slapheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • slapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. le malaise (déplaisir; mécontentement; désaccord; discorde)
    het onbehagen; de onvrede; het misnoegen; de onmin
    • onbehagen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onvrede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • misnoegen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onmin [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. le malaise (mollesse; faiblesse; baisse; relâchement)
    de slapte; weekte
    • slapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • weekte [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. le malaise (zone de basse pression; dépression; dépression atmosphérique)
    het lagedrukgebied; de depressie; drukminimum

Vertaal Matrix voor malaise:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
depressie dépression; dépression atmosphérique; malaise; zone de basse pression crise; dépression; dépression nerveuse; période critique; recession
drukminimum dépression; dépression atmosphérique; malaise; zone de basse pression
lagedrukgebied dépression; dépression atmosphérique; malaise; zone de basse pression
malaise malaise; époque de crise
misnoegen discorde; déplaisir; désaccord; malaise; mécontentement agacement; chiffonnement; contrariété; discorde; déplaisir; désaccord; irritation; mécontentement
onbehagen discorde; déplaisir; désaccord; malaise; mécontentement discorde; déplaisir; désaccord; mécontentement
onmin discorde; déplaisir; désaccord; malaise; mécontentement discorde; désordre
onvrede discorde; déplaisir; désaccord; malaise; mécontentement discorde; déplaisir; désaccord; désordre; mécontentement
slapheid malaise; époque de crise apathie; caractère terne; faiblesse; lourdeur; manque d'énergie; mollesse; paresse
slapte baisse; faiblesse; malaise; mollesse; relâchement; époque de crise apathie; défaillance; défaut; faiblesse; impuissance; indolence; inertie; lenteur; lourdeur; léthargie; mollesse; narcolepsie; paresse
weekte baisse; faiblesse; malaise; mollesse; relâchement

Synoniemen voor "malaise":


Wiktionary: malaise

malaise
noun
  1. trouble plus ou moins léger de la santé, qui ne peut guère se localiser avec précision.
malaise
noun
  1. (medisch, nld) gevoel van onwelzijn

Cross Translation:
FromToVia
malaise ongesteldheid malaise — bodily feeling
malaise ongesteldheid; kou; verkoudheid Dalleswestmitteldeutsch, umgangssprachlich: vorübergehendes, leichtes Unwohlsein; Erkältung
malaise indispositie; ongesteldheid Unwohlsein — gefühlte körperliche oder psychische Unstimmigkeit

malaisé:


Synoniemen voor "malaisé":




Nederlands

Uitgebreide vertaling voor malaise (Nederlands) in het Frans

malaise:

malaise [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de malaise (slapheid; slapte)
    le malaise; l'époque de crise

Vertaal Matrix voor malaise:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
malaise malaise; slapheid; slapte depressie; drukminimum; lagedrukgebied; misnoegen; onbehagen; onmin; onvrede; slapte; weekte
époque de crise malaise; slapheid; slapte

Wiktionary: malaise

malaise
noun
  1. (medisch, nld) gevoel van onwelzijn