Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. point:
  2. à point:
  3. poindre:
  4. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. point:


Frans

Uitgebreide vertaling voor point (Frans) in het Nederlands

point:

point bijvoeglijk naamwoord

  1. point (aucun; ne pas un; ne pas de)
    geen
    • geen bijvoeglijk naamwoord

point [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le point (tache; éclaboussure; moucheture; )
    de nop; de spat; de stip; het spatje; het vlekje; het stipje; de stippel; het moesje; de vlek
    • nop [de ~] zelfstandig naamwoord
    • spat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stip [de ~] zelfstandig naamwoord
    • spatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vlekje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stipje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stippel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • moesje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vlek [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. le point (moucheture; tache; petit point)
    de spikkel
    • spikkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. le point
    de punt
    • punt [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. le point (p)

Vertaal Matrix voor point:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
moesje moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
nop moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
punt point affaire; cas; différend; note; point à l'ordre du jour; pointe; problème; question
spat moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure tache
spatje moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
spikkel moucheture; petit point; point; tache
stip moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
stipje moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
stippel moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
vlek moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure blâme; pâté; salissure; souillure; tache
vlekje moucheture; petit point; point; pointe; souillure; tache; éclaboussure
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
point p; point
punt point
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
geen aucune; ne ... personne; personne ne
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geen aucun; ne pas de; ne pas un; point
nop des clopes; des clous

Synoniemen voor "point":


Wiktionary: point

point
noun
  1. couture|fr action de piquer dans un tissu avec une aiguille enfiler ou résultat de cette action, piqûre.

Cross Translation:
FromToVia
point punt dot — small spot or mark
point punt dot — punctuation mark
point punt dot — decimal point
point punt dot — morse code symbol
point element element — set theory: object in a set
point punt full stop — The punctuation mark “.”
point agendapunt item — matter for discussion in an agenda
point punt period — punctation mark “.”
point punt; tijdstip; tijdpunt point — particular moment in an event or occurrence
point punt; plek; plaats; oord; locatie point — location or place
point punt point — geometry: zero-dimensional object
point punt point — full stop
point punt; doelpunt point — unit of scoring in a game or competition
point eenheid point — typography: unit of size
point vluchtpunt singularity — point where all lines meet
point steek stitch — single pass of the needle in sewing
point oog AugePunkte auf einem Spielewürfel

pointé:


Synoniemen voor "pointé":


Wiktionary: pointé

pointé
  1. -

épointé:


Synoniemen voor "épointé":


à point:

à point bijvoeglijk naamwoord

  1. à point (à temps)
    op tijd; tijdig; bijtijds; stipt

Vertaal Matrix voor à point:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stipt à point; à temps avec précision; consciencieusement; consciencieux; exact; minutieusement; minutieux; ponctuel; ponctuellement; précis; scrupuleusement; scrupuleux; soigneusement; soigneux; soigné; vigilant
tijdig à point; à temps
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijtijds à point; à temps
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
op tijd à point; à temps

point vorm van poindre:

poindre werkwoord (poins, point, poignons, poignez, )

  1. poindre (luire; commencer à faire jour)
    gloren
    • gloren werkwoord (gloor, gloort, gloorde, gloorden, gegloord)

Conjugations for poindre:

Présent
  1. poins
  2. poins
  3. point
  4. poignons
  5. poignez
  6. poignent
imparfait
  1. poignais
  2. poignais
  3. poignait
  4. poignions
  5. poigniez
  6. poignaient
passé simple
  1. poignis
  2. poignis
  3. poignit
  4. poignîmes
  5. poignîtes
  6. poignirent
futur simple
  1. poindrai
  2. poindras
  3. poindra
  4. poindrons
  5. poindrez
  6. poindront
subjonctif présent
  1. que je poigne
  2. que tu poignes
  3. qu'il poigne
  4. que nous poignions
  5. que vous poigniez
  6. qu'ils poignent
conditionnel présent
  1. poindrais
  2. poindrais
  3. poindrait
  4. poindrions
  5. poindriez
  6. poindraient
passé composé
  1. ai point
  2. as point
  3. a point
  4. avons point
  5. avez point
  6. ont point
divers
  1. poins!
  2. poignez!
  3. poignons!
  4. point
  5. poignant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor poindre:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gloren commencer à faire jour; luire; poindre

Synoniemen voor "poindre":


Verwante vertalingen van point



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor point (Nederlands) in het Frans

point:

point

  1. point
    le point; p
    • point [le ~] zelfstandig naamwoord
    • p

Vertaal Matrix voor point:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
point point moesje; nop; punt; spat; spatje; spikkel; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
p point
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
point geen