Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: projeter

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: projeter

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. projeter:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor projeter (Frans) in het Nederlands

projeter:

projeter werkwoord (projette, projettes, projetons, projetez, )

  1. projeter (concevoir; planifier; prévoir; )
    plannen
    • plannen werkwoord (plan, plant, plande, planden, gepland)
  2. projeter
    projecteren
    • projecteren werkwoord (projecteer, projecteert, projecteerde, projecteerden, geprojecteerd)
  3. projeter
    afdraaien
    • afdraaien werkwoord (draai af, draait af, draaide af, draaiden af, afgedraaid)
  4. projeter (avoir l'intention de; avoir en vue)
    voorhebben; van plan zijn
    • voorhebben werkwoord (heb voor, hebt voor, had voor, hadden voor, voorgehad)
    • van plan zijn werkwoord (ben van plan, bent van plan, was van plan, waren van plan, van plan geweest)
  5. projeter (concevoir un plan; préparer; planifier; tramer)
    bedenken; plan beramen; verzinnen; beramen; zinnen
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • plan beramen werkwoord
    • verzinnen werkwoord (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • beramen werkwoord (beraam, beraamt, beraamde, beraamden, beraamd)
    • zinnen werkwoord (zin, zint, zon, zonnen, gezonnen)

Conjugations for projeter:

Présent
  1. projette
  2. projettes
  3. projette
  4. projetons
  5. projetez
  6. projettent
imparfait
  1. projetais
  2. projetais
  3. projetait
  4. projetions
  5. projetiez
  6. projetaient
passé simple
  1. projetai
  2. projetas
  3. projeta
  4. projetâmes
  5. projetâtes
  6. projetèrent
futur simple
  1. projetterai
  2. projetteras
  3. projettera
  4. projetterons
  5. projetterez
  6. projetteront
subjonctif présent
  1. que je projette
  2. que tu projettes
  3. qu'il projette
  4. que nous projetions
  5. que vous projetiez
  6. qu'ils projettent
conditionnel présent
  1. projetterais
  2. projetterais
  3. projetterait
  4. projetterions
  5. projetteriez
  6. projetteraient
passé composé
  1. ai projeté
  2. as projeté
  3. a projeté
  4. avons projeté
  5. avez projeté
  6. ont projeté
divers
  1. projette!
  2. projetez!
  3. projetons!
  5. projeté
  6. projetant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor projeter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdraaien détournement
projecteren projection
zinnen phrases
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdraaien projeter
bedenken concevoir un plan; planifier; projeter; préparer; tramer considérer; fabuler; imaginer; méditer; penser à; réfléchir; se rappeler; se souvenir de; songer; tramer; être pensif
beramen concevoir un plan; planifier; projeter; préparer; tramer cadastrer; concevoir; estimer; expertiser; faire une expertise; imaginer; planifier; tramer; évaluer
plan beramen concevoir un plan; planifier; projeter; préparer; tramer
plannen concevoir; envisager; imaginer; organiser; planifier; projeter; prévoir; tramer planifier
projecteren projeter
van plan zijn avoir en vue; avoir l'intention de; projeter avoir en vue; avoir l'intention de; compter faire
verzinnen concevoir un plan; planifier; projeter; préparer; tramer fabuler; imaginer; tramer
voorhebben avoir en vue; avoir l'intention de; projeter
zinnen concevoir un plan; planifier; projeter; préparer; tramer

Synoniemen voor "projeter":


Wiktionary: projeter

projeter
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens.
projeter
verb
  1. bedenken en uitwerken op papier
Cross Translation:
FromToVia
• projeter → ontwerpen; plannen ↔ plan — to create a plan for







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0399 seconde
Page rendered in 1.0 seconds