Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. raccorder:
  2. raccorder à:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor raccorder (Frans) in het Nederlands

raccorder:

raccorder werkwoord

  1. raccorder
    koppelen
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)

Vertaal Matrix voor raccorder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen accouplement; embrayage; enclenchement; raccordement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen raccorder accoupler; accueillir; adjoindre; assembler; associer; attacher; attacher ensemble; connecter; enchaîner; joindre; jumeler; liaison; lier; monter; relier; réunir en accouplant; unir
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppelen jumelage; liaison

Synoniemen voor "raccorder":


Wiktionary: raccorder

raccorder
verb
  1. twee of meer onderdelen aan elkaar vastmaken

raccorder à:

raccorder à werkwoord

  1. raccorder à (relier à; se joindre à; ajouter; )
    aansluiten; bijvoegen
    • aansluiten werkwoord (sluit aan, sloot aan, sloten aan, aangesloten)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)

Vertaal Matrix voor raccorder à:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvoegen addition; incorporation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansluiten adjoindre; ajouter; brancher sur; correspondre; raccorder à; relier à; se joindre à; serrer les rangs brancher; connecter
bijvoegen adjoindre; ajouter; brancher sur; correspondre; raccorder à; relier à; se joindre à; serrer les rangs ajouter; envelopper; inclure; insérer; joindre

Verwante vertalingen van raccorder