Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: recherches

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: recherches

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. recherches:
  2. rechercher:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. recherche:

Frans

Uitgebreide vertaling voor recherches (Frans) in het Nederlands

recherches:

recherches [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la recherches
    de research
    • research [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la recherches (recherche; enquête; investigation)
    de opsporing; het speurwerk; nasporing; het traceerwerk

Vertaal Matrix voor recherches:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nasporing enquête; investigation; recherche; recherches
opsporing enquête; investigation; recherche; recherches
research recherches recherche
speurwerk enquête; investigation; recherche; recherches
traceerwerk enquête; investigation; recherche; recherches

Wiktionary: recherches

Cross Translation:
FromToVia
• recherches → navorsing; onderzoek; research ↔ Forschung — das Suchen nach Lösungen zu wissenschaftlichen Problemstellungen

recherches vorm van rechercher:

rechercher werkwoord (recherche, recherches, recherchons, recherchez, )

  1. rechercher (chercher; essayer de trouver; fouiller; scruter)
    zoeken
    – proberen het of hem te vinden 1
    • zoeken werkwoord (zoek, zoekt, zocht, zochten, gezocht)
      • ik ben mijn armband kwijt, ik heb overal gezocht1
    zien te vinden; afzoeken
  2. rechercher (faire des recherches; vérifier; examiner; )
    onderzoeken; naspeuren; nasporen
    • onderzoeken werkwoord (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • naspeuren werkwoord (speur na, speurt na, speurde na, speurden na, nagespeurd)
    • nasporen werkwoord (spoor na, spoort na, spoorde na, spoorden na, nagespoord)
  3. rechercher (faire des recherches; étudier; s'informer)
    nasporen; naspeuren; navorsen
    • nasporen werkwoord (spoor na, spoort na, spoorde na, spoorden na, nagespoord)
    • naspeuren werkwoord (speur na, speurt na, speurde na, speurden na, nagespeurd)
    • navorsen werkwoord (vors na, vorst na, vorste na, vorsten na, nagevorst)
  4. rechercher (contrôler; vérifier; réviser; )
    controleren; nakijken; nagaan
    • controleren werkwoord (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)
    • nakijken werkwoord (kijk na, kijkt na, keek na, keken na, nagekeken)
    • nagaan werkwoord (ga na, gaat na, ging na, gingen na, nagegaan)
  5. rechercher (poursuivre; briguer; courir)
    azen; prooizoeken
  6. rechercher (être à la recherche de)
    op zoek zijn naar
  7. rechercher (parcourir)
    zoeken; bladeren; browsen
    • zoeken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • bladeren werkwoord (blader, bladert, bladerde, bladerden, gebladerd)
    • browsen werkwoord
  8. rechercher
    zoeken
    • zoeken werkwoord (zoek, zoekt, zocht, zochten, gezocht)
  9. rechercher (trouver; localiser)
    vinden
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)

Conjugations for rechercher:

Présent
  1. recherche
  2. recherches
  3. recherche
  4. recherchons
  5. recherchez
  6. recherchent
imparfait
  1. recherchais
  2. recherchais
  3. recherchait
  4. recherchions
  5. recherchiez
  6. recherchaient
passé simple
  1. recherchai
  2. recherchas
  3. rechercha
  4. recherchâmes
  5. recherchâtes
  6. recherchèrent
futur simple
  1. rechercherai
  2. rechercheras
  3. recherchera
  4. rechercherons
  5. rechercherez
  6. rechercheront
subjonctif présent
  1. que je recherche
  2. que tu recherches
  3. qu'il recherche
  4. que nous recherchions
  5. que vous recherchiez
  6. qu'ils recherchent
conditionnel présent
  1. rechercherais
  2. rechercherais
  3. rechercherait
  4. rechercherions
  5. rechercheriez
  6. rechercheraient
passé composé
  1. ai recherché
  2. as recherché
  3. a recherché
  4. avons recherché
  5. avez recherché
  6. ont recherché
divers
  1. recherche!
  2. recherchez!
  3. recherchons!
  5. recherché
  6. recherchant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor rechercher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzoeken fouille; patrouille; recherche; sondage
azen ambition; aspiration; but; ce que l'on vise; intention
controleren audit; contrôle
vinden fait de rencontrer; fait de trouver
zoeken parcourir; rechercher fouille; recherche
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzoeken chercher; essayer de trouver; fouiller; rechercher; scruter
azen briguer; courir; poursuivre; rechercher
bladeren parcourir; rechercher feuilleter; parcourir; tourner les pages
browsen parcourir; rechercher
controleren contrôler; corriger; effectuer; enquêter; examiner; faire subir un test; inspecter; mettre à l'épreuve; recalculer; rechercher; revoir; réviser; soumettre à un test; tester; vérifier; étudier audit; contrôler; examiner; faire une inspection de; inspecter; parcourir; recalculer; refaire le calcul; vérifier
nagaan contrôler; corriger; effectuer; enquêter; examiner; faire subir un test; inspecter; mettre à l'épreuve; recalculer; rechercher; revoir; réviser; soumettre à un test; tester; vérifier; étudier contrôler; examiner; vérifier
nakijken contrôler; corriger; effectuer; enquêter; examiner; faire subir un test; inspecter; mettre à l'épreuve; recalculer; rechercher; revoir; réviser; soumettre à un test; tester; vérifier; étudier revoir; réviser
naspeuren chercher; examiner; faire des recherches; inspecter; ouvrir une enquête; rechercher; s'informer; vérifier; étudier
nasporen chercher; examiner; faire des recherches; inspecter; ouvrir une enquête; rechercher; s'informer; vérifier; étudier
navorsen faire des recherches; rechercher; s'informer; étudier
onderzoeken chercher; examiner; faire des recherches; inspecter; ouvrir une enquête; rechercher; vérifier; étudier essayer; examiner; explorer; faire des recherches; faire passer un examen; faire subir un test; faire une inspection de; fouiller; inspecter; mettre à l'épreuve; passer en revue; prospecter; rechercher qc; reconnaître; soumettre à un test; soumettre à une inspection; tester; vérifier; éclairer; éprouver
op zoek zijn naar rechercher; être à la recherche de
prooizoeken briguer; courir; poursuivre; rechercher
vinden localiser; rechercher; trouver apprendre; découvrir; dépister; déterminer; localiser; rencontrer; tomber sur; tracer; trouver
zien te vinden chercher; essayer de trouver; fouiller; rechercher; scruter
zoeken chercher; essayer de trouver; fouiller; rechercher; scruter

Synoniemen voor "rechercher":


Wiktionary: rechercher

rechercher rechercher
verb
  1. nauwkeurig onderzoeken
  2. een onderzoek instellen, onderzoeken, naspeuren, opsporen
Cross Translation:
FromToVia
• rechercher → zoeken ↔ look for — search; seek
• rechercher → nasporen; doorgronden; naspeuren ↔ ergründen — (transitiv) etwas bis ins Letzte klären; den Grund oder die Ursache für etwas versuchen herauszubekommen

Verwante vertalingen van recherches



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor recherches (Nederlands) in het Frans

recherches vorm van recherche:

recherche [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de recherche
    la police judiciaire

Vertaal Matrix voor recherche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
police judiciaire recherche gerechtelijke politie

Verwante woorden van "recherche":

  • recherches







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0569 seconde
Page rendered in 1.0 seconds