Frans

Uitgebreide vertaling voor route (Frans) in het Nederlands

route:

route [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la route (chaussée; rue; route pavée; )
    de straat
    – verharde weg tussen twee rijen huizen 1
    • straat [de ~] zelfstandig naamwoord
      • in welke straat woon jij?1
    de weg
    – strook grond die geschikt is voor verkeer 1
    • weg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • die weg loopt van Amsterdam naar Amstelveen1
    de baan; de straatweg
    • baan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • straatweg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la route (direction)
    de route; de koers
    • route [de ~] zelfstandig naamwoord
    • koers [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la route (direction; orientation; sens)
    de richting; de koers
    • richting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • koers [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. la route (trajet; itinéraire; parcours; )
    het traject; de route; de afstand; de baan; de ronde; het baanvak; de etappe; het pad; de tournee
    • traject [het ~] zelfstandig naamwoord
    • route [de ~] zelfstandig naamwoord
    • afstand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • baan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ronde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • baanvak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • etappe [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pad [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tournee [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    de weg
    – route die je moet volgen om er te komen 1
    • weg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • weet u de weg naar Zaandam?1
  5. la route (chemin rural; piste; allée; )
    het pad; de landweg; het paadje; het trekpad; de buitenweg; de dreef
    • pad [het ~] zelfstandig naamwoord
    • landweg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • paadje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • trekpad [het ~] zelfstandig naamwoord
    • buitenweg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dreef [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. la route (carrière dans la vie professionnelle; voie; parcours; )
    de carrière; de loopbaan
  7. la route (route d'un navire; cap; direction)
    de koers; de vaarroute
    • koers [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vaarroute [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor route:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstand itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie distance; éloignement
baan chaussée; itinéraire; manche; parcours; piste; portion de route; ronde; route; route pavée; rue; tour; tournée; trajet; voie bande de voie; boulot; chaussée; circuit; emploi; fonction; job; lieu de travail; ligne de chemin de fer; occupation; office; parcours; patinoire; piste; position; poste; service salarié; situation; travail; voie
baanvak itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie
buitenweg allée; chemin; chemin de campagne; chemin de randonnée; chemin rural; piste; route; route de campagne; sentier; voie
carrière carrière dans la vie professionnelle; itinéraire; orbite; parcours; rotation; route; révolution; trajectoire; trajet; voie
dreef allée; chemin; chemin de campagne; chemin de randonnée; chemin rural; piste; route; route de campagne; sentier; voie allée; avenue; ruelle
etappe itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie étape de parcours
koers cap; direction; orientation; route; route d'un navire; sens change; cote des changes; cours du change; route maritime; taux de conversion; voie maritime
landweg allée; chemin; chemin de campagne; chemin de randonnée; chemin rural; piste; route; route de campagne; sentier; voie voie rurale
loopbaan carrière dans la vie professionnelle; itinéraire; orbite; parcours; rotation; route; révolution; trajectoire; trajet; voie orbite
paadje allée; chemin; chemin de campagne; chemin de randonnée; chemin rural; piste; route; route de campagne; sentier; voie chemin; chemin de halage; sentier
pad allée; chemin; chemin de campagne; chemin de randonnée; chemin rural; itinéraire; manche; parcours; piste; portion de route; ronde; route; route de campagne; sentier; tour; tournée; trajet; voie chemin; chemin de halage; crapaud; sentier
richting direction; orientation; route; sens
ronde itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie ronde; tour; tournée; virée; voyage
route direction; itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie gamme
straat chaussée; itinéraire; parcours; piste; route; route pavée; rue; trajet; voie chaussée
straatweg chaussée; itinéraire; parcours; piste; route; route pavée; rue; trajet; voie
tournee itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie excursion; incursion; promenade; ronde; tour; tournée; virée; voyage; échappée
traject itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie
trekpad allée; chemin; chemin de campagne; chemin de randonnée; chemin rural; piste; route; route de campagne; sentier; voie chemin; chemin de halage; sentier
vaarroute cap; direction; route; route d'un navire
weg chaussée; itinéraire; manche; parcours; piste; portion de route; ronde; route; route pavée; rue; tour; tournée; trajet; voie
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
weg changé d'air; de; depuis; disparu; dès; parti; passé; perdu; place; place par là; péri; égaré
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
pad chemin d'accès

Synoniemen voor "route":


Wiktionary: route

route
noun
  1. Traductions à trier suivant le sens.
route
noun
  1. scheepvaart|nld luchtvaart|nld de richting die een vaartuig of een vliegtuig op een bepaald moment aanhoudt of wil aanhouden

Cross Translation:
FromToVia
route straat Straße — ein für Kraftfahrzeuge angelegter, befestigter Weg
route baan; weg; straat road — a way for travel

Verwante vertalingen van route



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor route (Nederlands) in het Frans

route:

route [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de route (traject; weg; afstand; )
    l'itinéraire; le trajet; le parcours; la tournée; la route; la voie; la manche; la portion de route; le tour; la ronde
    • itinéraire [le ~] zelfstandig naamwoord
    • trajet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • parcours [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tournée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • route [la ~] zelfstandig naamwoord
    • voie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • manche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • portion de route [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tour [le ~] zelfstandig naamwoord
    • ronde [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de route (koers)
    la route; la direction
    • route [la ~] zelfstandig naamwoord
    • direction [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. de route
    la gamme
    • gamme [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor route:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
direction koers; route Raad van Bestuur; aanvoeren; aanvoering; bediening; bedrijfsleiding; beheer; besturen; besturing; bestuur; bewind; directeurschap; directie; directieteam; directoraat; hemelstreek; koers; kompasstreek; leiding; leidinggeven; leidinggevend orgaan; management; managementteam; regeringsstelsel; regime; richting; staatsbestel; vaarroute; voorgaan; windstreek
gamme route cyclus; gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; ladder; octaaf; prijsklasse; reeks; scala; serie; spectrum; tijdkring; toonladder; toonschaal
itinéraire afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg baan; carrière; loopbaan; reisbeschrijving; reisplan; reisplanning; reisverhaal; routebeschrijving; straat; straatweg; weg
manche afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg heft; manche; mof; mouw; oor; oor van een kopje; set
parcours afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg baan; carrière; loopbaan; parcours; straat; straatweg; weg
portion de route afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg wegvak
ronde afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg cirkel; kraaiennest; kring; omgang; rei; reidans; ronde; rondedans; rondgang; rondje; toer; tournee; uitkijk; zijn ronde doen
route afstand; baan; baanvak; etappe; koers; pad; ronde; route; tournee; traject; weg baan; buitenweg; carrière; dreef; koers; landweg; loopbaan; paadje; pad; richting; straat; straatweg; trekpad; vaarroute; weg
tour afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg behendigheid; beurt; burchttoren; cirkel; draai; draaibank; expeditie; foefje; gekke streek; handigheid; kasteeltoren; kneep; kneepje; kring; kuier; kunst; kunstgreep; kunstje; list; loopje; maniertje; mars; omdraaiing; omgang; omgang hebben met; omloop; ommetje; omwenteling; poets; rare streek; reis; rit; ronde; ronde doen; rondgang; rondje; rondreis; rondrit; slimheid; slottoren; sluwe streek; spelletje; streek; tocht; tochtje; toer; toertje; toren; torenflat; torengebouw; torentje; tour; tournee; trektocht; trip; truc; uitje; uitstapje; wandeling; wandeltocht; wending; wolkenkrabber; zijn ronde doen
tournée afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg omgang; rit; ronde; rondgang; rondje; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; tournee; trip; zijn ronde doen
trajet afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg baan; carrière; loopbaan; straat; straatweg; weg
voie afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg baan; buitenweg; carrière; dienstbetrekking; dreef; functie; gedeelte van de weg; job; landweg; loopbaan; paadje; pad; positie; rijbaan; rijstrook; rijvlak; rijweg; straat; straatweg; trekpad; verkeersstrook; weg

Verwante woorden van "route":

  • routen, routes

Wiktionary: route

route
noun
  1. voie, route pratiquer pour communiquer, pour aller d’un lieu à un autre.
  2. chemin à suivre pour aller d’un lieu à un autre.
  3. Traductions à trier suivant le sens.

Cross Translation:
FromToVia
route piste; sentier trail — route for travel over land