Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: samedi

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: samedi

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. samedi:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor samedi (Frans) in het Nederlands

samedi:

samedi [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le samedi
    de zaterdag
    • zaterdag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor samedi:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zaterdag samedi

Synoniemen voor "samedi":


Wiktionary: samedi

samedi
noun
  1. sixième jour de la semaine, qui suit le vendredi et précède le dimanche.
samedi
noun
  1. een dag van de week die na vrijdag en voor zondag komt
Cross Translation:
FromToVia
• samedi → zaterdag ↔ Saturday — day of the week
• samedi → zaterdag ↔ Samstag — westdeutsch, süddeutsch, österr.|, schweiz.|: sechster Tag der Woche







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0265 seconde
Page rendered in 1.0 seconds