Accroc in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

accroc:
- kink in de kabel; hapering; winkelhaak in kleding; aarzeling; twijfeling; weifeling
Wiktionary:
- accroc → scheuring, rits, scheur, winkelhaak
- accroc → deuk, buts, bluts, tegenvaller

Frans

Uitgebreide vertaling voor accroc (Frans) in het Nederlands

l'accroc (obstacle; qch qui ne va pas)
kink in de kabel; de hapering
- kink in de kabel [znw.] zelfstandig naamwoord
- hapering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'accroc
winkelhaak in kleding
- winkelhaak in kleding [znw.] zelfstandig naamwoord
l'accroc (hésitation; doute; indécision; incertitude; inhibiteur; irrésolution)
de aarzeling; de twijfeling; de weifeling
- aarzeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- twijfeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- weifeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aarzeling	accroc; doute; hésitation; incertitude; indécision; inhibiteur; irrésolution
hapering	accroc; obstacle; qch qui ne va pas
kink in de kabel	accroc; obstacle; qch qui ne va pas
twijfeling	accroc; doute; hésitation; incertitude; indécision; inhibiteur; irrésolution	doute; hésitation
weifeling	accroc; doute; hésitation; incertitude; indécision; inhibiteur; irrésolution	doute; dubitation; hésitation; indécision; irrésolution
winkelhaak in kleding	accroc

accroc

noun

Déchirure faite dans un tissu par quelque chose de pointu ou qui accrocher.
- accroc → scheuring; rits; scheur; winkelhaak

Cross Translation:

From	To	Via
• accroc	→ deuk; buts; bluts	↔ dent — shallow deformation in the surface
• accroc	→ tegenvaller	↔ hiccup — minor setback