Frans

Uitgebreide vertaling voor actionner (Frans) in het Nederlands

actionner:

actionner werkwoord (actionne, actionnes, actionnons, actionnez, )

  1. actionner
    gerechtelijk vervolgen; vervolgen
  2. actionner (aguillonner; inciter; stimuler; mettre en marche; pousser)
    opwekken; aansporen; stimuleren; aandrijven; prikkelen; opkrikken
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aandrijven werkwoord (drijf aan, drijft aan, dreef aan, dreven aan, aangedreven)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • opkrikken werkwoord (krik op, krikt op, krikte op, krikten op, opgekrikt)
  3. actionner (mettre en mouvement; bouger; se déplacer; remuer)
    bewegen; in beweging brengen; beroeren
    • bewegen werkwoord (beweeg, beweegt, bewoog, bewogen, bewogen)
    • in beweging brengen werkwoord (breng in beweging, brengt in beweging, bracht in beweging, brachten in beweging, in beweging gebracht)
    • beroeren werkwoord (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
  4. actionner (mixer; mélanger; remuer)
    mixen; roeren
    • mixen werkwoord (mix, mixt, mixte, mixten, gemixt)
    • roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
  5. actionner (manoeuvrer; bouger; manier)
    manoeuvreren; marcheren
    • manoeuvreren werkwoord (manoeuvreer, manoeuvreert, manoeuvreerde, manoeuvreerden, gemanoeuvreerd)
    • marcheren werkwoord (marcheer, marcheert, marcheerde, marcheerden, gemarcheerd)

Conjugations for actionner:

Présent
  1. actionne
  2. actionnes
  3. actionne
  4. actionnons
  5. actionnez
  6. actionnent
imparfait
  1. actionnais
  2. actionnais
  3. actionnait
  4. actionnions
  5. actionniez
  6. actionnaient
passé simple
  1. actionnai
  2. actionnas
  3. actionna
  4. actionnâmes
  5. actionnâtes
  6. actionnèrent
futur simple
  1. actionnerai
  2. actionneras
  3. actionnera
  4. actionnerons
  5. actionnerez
  6. actionneront
subjonctif présent
  1. que j'actionne
  2. que tu actionnes
  3. qu'il actionne
  4. que nous actionnions
  5. que vous actionniez
  6. qu'ils actionnent
conditionnel présent
  1. actionnerais
  2. actionnerais
  3. actionnerait
  4. actionnerions
  5. actionneriez
  6. actionneraient
passé composé
  1. ai actionné
  2. as actionné
  3. a actionné
  4. avons actionné
  5. avez actionné
  6. ont actionné
divers
  1. actionne!
  2. actionnez!
  3. actionnons!
  4. actionné
  5. actionnant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor actionner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrijven alluvionnement; propulsion
aansporen activation; aiguillon; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulant; stimulation; support
mixen fusion; mixtion; mixture; mélange
opwekken excitation; instigation
stimuleren aiguillon; avancements; encouragement; exciter; incitation; inciter; promotions; stimulant; stimulation; stimulations; stimuler
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrijven actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler être jeté sur le rivage
aansporen actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler activer; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; convier; encourager; encourager à; exciter; exhorter; inciter; inciter à; inviter; presser; provoquer; s'empresser; stimuler; tisonner; éperonner; être l'instigateur de
beroeren actionner; bouger; mettre en mouvement; remuer; se déplacer agiter; atteindre; battre; mélanger; remuer; toucher
bewegen actionner; bouger; mettre en mouvement; remuer; se déplacer bouger; se déplacer
gerechtelijk vervolgen actionner
in beweging brengen actionner; bouger; mettre en mouvement; remuer; se déplacer
manoeuvreren actionner; bouger; manier; manoeuvrer
marcheren actionner; bouger; manier; manoeuvrer
mixen actionner; mixer; mélanger; remuer
opkrikken actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler
opwekken actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler activer; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; animer; aviver; enflammer; exciter; inciter; picoter; piquer; ranimer; raviver; stimuler; vitaliser; vivifier
prikkelen actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler activer; aggraver; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; animer; attiser; encourager; exciter; inciter; motiver; picoter; piquer; ranimer; stimuler; éperonner
roeren actionner; mixer; mélanger; remuer agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; déplacer; fatiguer; mettre en émoi; mélanger; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner; transférer; transposer
stimuleren actionner; aguillonner; inciter; mettre en marche; pousser; stimuler acclamer; activer; aggraver; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; enflammer; exciter; exciter à; inciter; inciter à; motiver; ovationner; picoter; piquer; provoquer; ranimer; raviver; stimuler; tisonner; vivifier; éperonner; être l'instigateur de
vervolgen actionner chercher d'obtenir; condamner; continuer; durer; essyer d'obtenir; juger; persister; poursuivre; prolonger; se continuer; se poursuivre; tenter d'obtenir; tâcher d'obtenir

Synoniemen voor "actionner":


Wiktionary: actionner

actionner
verb
  1. mettre en mouvement une machine, un appareil, etc.
actionner
verb
  1. doen bewegen

Cross Translation:
FromToVia
actionner activeren activate — to put into action
actionner aanzetten; inschakelen activate — to turn on