Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. appareillage:


Frans

Uitgebreide vertaling voor appareillage (Frans) in het Nederlands

appareillage:

appareillage [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'appareillage (décollage; départ; démarrage)
    de afvaart; uitvaren; afvaren
    • afvaart [de ~] zelfstandig naamwoord
    • uitvaren [znw.] zelfstandig naamwoord
    • afvaren [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor appareillage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvaart appareillage; décollage; démarrage; départ
afvaren appareillage; décollage; démarrage; départ
uitvaren appareillage; décollage; démarrage; départ
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvaren contraster; décamper; faire bagage; lever l'ancre; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter le port; s'en aller
uitvaren faire rage; fulminer; injurier; insulter; lever l'ancre; prendre la mer; prendre le large; quitter le port; râler contre; sortir de ses gonds; tempêter; vociférer

Synoniemen voor "appareillage":


Verwante vertalingen van appareillage