Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor appeler à (Frans) in het Nederlands

appeler à:

appeler à werkwoord

  1. appeler à (convoquer; appeler; sommer; )
    oproepen; sommeren; ontbieden
    • oproepen werkwoord (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • sommeren werkwoord (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
    • ontbieden werkwoord (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)
  2. appeler à (crier à; évoquer; appeler; )
    aanroepen; toeroepen
    • aanroepen werkwoord (roep aan, roept aan, riep aan, riepen aan, aangeroepen)
    • toeroepen werkwoord (roep toe, roept toe, riep toe, riepen toe, toegeroepen)
  3. appeler à (faire appel à; convoquer; appeler; invoquer; engager)
    erbij halen; erbij roepen
    • erbij halen werkwoord (haal erbij, haalt erbij, haalde erbij, haalden erbij, erbij gehaald)
    • erbij roepen werkwoord (roep erbij, roept erbij, riep erbij, riepen erbij, erbij geroepen)

Vertaal Matrix voor appeler à:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanroepen interpellation; invocation
toeroepen crier à
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanroepen aborder; accoster; appeler; appeler à; convoquer; crier; crier à; héler; interpeller; inviter; invoquer; évoquer aborder; accoster; appeler; arraisonner; crier; crier à; embaucher; engager; faire appel à; héler; icône Appeler
erbij halen appeler; appeler à; convoquer; engager; faire appel à; invoquer
erbij roepen appeler; appeler à; convoquer; engager; faire appel à; invoquer
ontbieden appeler; appeler à; assigner en justice; citer en justice; convoquer; interpeller; intimer; notifier; paraître devant le tribunal; remémorer; sommer; sommer de amener à soi; appeler; convoquer; invoquer; laisser venir
oproepen appeler; appeler à; assigner en justice; citer en justice; convoquer; interpeller; intimer; notifier; paraître devant le tribunal; remémorer; sommer; sommer de amener à soi; appeler; convoquer; invoquer; laisser venir
sommeren appeler; appeler à; assigner en justice; citer en justice; convoquer; interpeller; intimer; notifier; paraître devant le tribunal; remémorer; sommer; sommer de exhorter à; intimer; sommer; sommer de
toeroepen aborder; accoster; appeler; appeler à; convoquer; crier; crier à; héler; interpeller; inviter; invoquer; évoquer

Verwante vertalingen van appeler à