Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal chéris

Vertaal chéris van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

chéris:
- schatjes; schatten; liefjes; schattebouten; troetels
chérir:
- houden van; beminnen; liefhebben; minnen
Wiktionary:
- chérir → dol zijn op, gek zijn op, zielsveel houden van, beminnen
- chérir → koesteren

Frans

Uitgebreide vertaling voor chéris (Frans) in het Nederlands

chéris:

chéris [le ~] zelfstandig naamwoord

le chéris (amours; choux; trésors)
schatjes; de schatten; de liefjes; de schattebouten
- schatjes [znw.] zelfstandig naamwoord
- schatten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- liefjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- schattebouten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
le chéris (chouchoutes; choux; trésors)
de troetels
- troetels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor chéris:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
liefjes	amours; choux; chéris; trésors
schatjes	amours; choux; chéris; trésors
schattebouten	amours; choux; chéris; trésors
schatten	amours; choux; chéris; trésors
troetels	chouchoutes; choux; chéris; trésors
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
schatten		cadastrer; calculer; chiffrer; concevoir; estimer; expertiser; faire une expertise; imaginer; planifier; taxer; tramer; évaluer

chéris vorm van chérir:

chérir werkwoord (chéris, chérit, chérissons, chérissez, chérissent, chérissais, chérissait, chérissions, chérissiez, chérissaient, chérîmes, chérîtes, chérirent, chérirai, chériras, chérira, chérirons, chérirez, chériront)

chérir (aimer; adorer; affectionner)
houden van; beminnen; liefhebben
- houden van werkwoord
- beminnen werkwoord (bemin, bemint, beminde, beminden, bemind)
- liefhebben werkwoord (heb lief, hebt lief, had lief, hadden lief, lief gehad)
chérir (aimer)
beminnen; minnen
- beminnen werkwoord (bemin, bemint, beminde, beminden, bemind)
- minnen werkwoord (min, mint, minde, minden, gemind)

Conjugations for chérir:

Présent

chéris
chéris
chérit
chérissons
chérissez
chérissent

imparfait

chérissais
chérissais
chérissait
chérissions
chérissiez
chérissaient

passé simple

chéris
chéris
chérit
chérîmes
chérîtes
chérirent

futur simple

chérirai
chériras
chérira
chérirons
chérirez
chériront

subjonctif présent

que je chérisse
que tu chérisses
qu'il chérisse
que nous chérissions
que vous chérissiez
qu'ils chérissent

conditionnel présent

chérirais
chérirais
chérirait
chéririons
chéririez
chériraient

passé composé

ai chéri
as chéri
a chéri
avons chéri
avez chéri
ont chéri

divers

chéris!
chérissez!
chérissons!
chéri
chérissant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor chérir:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beminnen	adorer; affectionner; aimer; chérir	cajoler; câliner; faire l'amour
houden van	adorer; affectionner; aimer; chérir	aimer; avoir envie de
liefhebben	adorer; affectionner; aimer; chérir
minnen	aimer; chérir	cajoler; câliner; faire l'amour

Synoniemen voor "chérir":

aimer; affectionner; adorer; idolâtrer; vénérer; estimer; goûter; apprécier; raffoler; préférer; favoriser; distinguer; choisir; élire; pencher; incliner; adopter

Wiktionary: chérir

chérir

verb

aimer tendrement.
- chérir → dol zijn op; gek zijn op; zielsveel houden van

chérir

verb

amoureuze gevoelens voor iemand koesteren
- beminnen → aimer; chérir

Cross Translation:

From	To	Via
• chérir	→ koesteren	↔ cherish — to nurture with care
• chérir	→ koesteren	↔ cherish — to hold dear, foster, promote

Verwante vertalingen van chéris

enfants chéris