Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. cité:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor cité (Frans) in het Nederlands

cité:

cité [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la cité (ville; municipalité)
    de stad
    • stad [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. la cité (agglomération; conglomérat)
    de agglomeratie; de opeenhoping

cité bijvoeglijk naamwoord

  1. cité
    aangehaald; geciteerd

Vertaal Matrix voor cité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agglomeratie agglomération; cité; conglomérat agglomération
opeenhoping agglomération; cité; conglomérat accumulation; assemblage; collection; cumul; encombrement; entassement; masse; pile; quantité; ramas; rassemblement; tas
stad cité; municipalité; ville ville
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangehaald cité
geciteerd cité

Synoniemen voor "cité":


Wiktionary: cité

cité
noun
  1. ville, surtout quand on vouloir en faire ressortir l’importance.
cité
noun
  1. Woonplaats

Cross Translation:
FromToVia
cité stad city — large settlement
cité stad Stadt — eine meist größere, zivile, zentralisierte, abgegrenzte Siedlung

Verwante vertalingen van cité