Frans

Uitgebreide vertaling voor débrider (Frans) in het Nederlands

débrider:

débrider werkwoord

  1. débrider (démonter; démanteler; dégarnir; dégréer)
    uit elkaar halen; ontmantelen; demonteren; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen
    • uit elkaar halen werkwoord (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
    • ontmantelen werkwoord (ontmantel, ontmantelt, ontmantelde, ontmantelden, ontmanteld)
    • demonteren werkwoord (demonteer, demonteert, demonteerde, demonteerden, gedemonteerd)
    • uit elkaar nemen werkwoord (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
    • uiteen nemen werkwoord (neem uiteen, neemt uiteen, nam uiteen, namen uiteen, uiteen genomen)
    • onttakelen werkwoord (onttakel, onttakelt, onttakelde, onttakelden, onttakeld)

Vertaal Matrix voor débrider:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onttakelen démantèlement; démontage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
demonteren débrider; dégarnir; dégréer; démanteler; démonter
ontmantelen débrider; dégarnir; dégréer; démanteler; démonter
onttakelen débrider; dégarnir; dégréer; démanteler; démonter
uit elkaar halen débrider; dégarnir; dégréer; démanteler; démonter abaisser; abattre; abîmer; anéantir; arracher; bousiller; briser; casser; cliver; couper; dedoubler; dissocier; dissoudre; déchirer; décomposer; défaire; démolir; démonter; démêler; dénouer; détruire; dévaster; fracasser; liquider; rabaisser; raser; ravager; rompre; s'arracher; s'écrouler; se décomposer; se délabrer; se désagréger; se rompre; supprimer; séparer; tomber en ruine
uit elkaar nemen débrider; dégarnir; dégréer; démanteler; démonter analyser; disséquer
uiteen nemen débrider; dégarnir; dégréer; démanteler; démonter

Synoniemen voor "débrider":