Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor faire cuire (Frans) in het Nederlands

faire cuire:

faire cuire werkwoord

  1. faire cuire (frire; griller; rôtir; poêler)
    bakken
    • bakken werkwoord (bak, bakt, bakte, bakten, gebakken)
  2. faire cuire (préparer un repas; cuisiner; faire bouillir; faire la cuisine; cuire)
    koken; eten bereiden; kokkerellen
    • koken werkwoord (kook, kookt, kookte, kookten, gekookt)
    • eten bereiden werkwoord
    • kokkerellen werkwoord (kokkerel, kokkerelt, kokkerelde, kokkerelden, gekokkereld)
  3. faire cuire (rôtir)
    braden
    • braden werkwoord (braad, braadt, braadde, braadden, gebraden)
  4. faire cuire (griller au barbecue; griller; rôtir; frire; poêler)
    grillen; barbecuen; roosteren; grilleren
    • grillen werkwoord (gril, grilt, grilde, grilden, gegrild)
    • barbecuen werkwoord (barbecue, barbecuet, barbecuede, barbecueden, gebarecued)
    • roosteren werkwoord (rooster, roostert, roosterde, roosterden, geroosterd)
    • grilleren werkwoord (grilleer, grilleert, grilleerde, grilleerden, gegrilleerd)

Vertaal Matrix voor faire cuire:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakken prisons
koken cuisine; fait d'être en ébullition; l'acte de faire la cuisine; préparation; ébulition; ébullition
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakken faire cuire; frire; griller; poêler; rôtir
barbecuen faire cuire; frire; griller; griller au barbecue; poêler; rôtir
braden faire cuire; rôtir
eten bereiden cuire; cuisiner; faire bouillir; faire cuire; faire la cuisine; préparer un repas
grillen faire cuire; frire; griller; griller au barbecue; poêler; rôtir
grilleren faire cuire; frire; griller; griller au barbecue; poêler; rôtir
koken cuire; cuisiner; faire bouillir; faire cuire; faire la cuisine; préparer un repas
kokkerellen cuire; cuisiner; faire bouillir; faire cuire; faire la cuisine; préparer un repas
roosteren faire cuire; frire; griller; griller au barbecue; poêler; rôtir

Verwante vertalingen van faire cuire