Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor faire la fête (Frans) in het Nederlands

faire la fête:

faire la fête werkwoord

  1. faire la fête (faire la java; sortir; faire la noce)
    uitgaan; stappen; de hort op gaan
    • uitgaan werkwoord (ga uit, gaat uit, ging uit, gingen uit, uitgegaan)
    • stappen werkwoord (stap, stapt, stapte, stapten, gestapt)
    • de hort op gaan werkwoord
  2. faire la fête (célébrer; fêter; festoyer)
    vieren; feesten; celebreren; feestvieren
    • vieren werkwoord (vier, viert, vierde, vierden, gevierd)
    • feesten werkwoord (feest, feestte, feestten, gefeest)
    • celebreren werkwoord (celebreer, celebreert, celebreerde, celebreerden, gecelebreerd)
    • feestvieren werkwoord (vier feest, viert feest, vierde feest, vierden feest, feestgevierd)
  3. faire la fête (régaler; offrir une tournée; fêter; offrir; inviter)
    trakteren; fuiven
    • trakteren werkwoord (trakteer, trakteert, trakteerde, trakteerden, getrakteerd)
    • fuiven werkwoord (fuif, fuift, fuifde, fuifden, gefuifd)
  4. faire la fête (passer une nuit blanche)
    nachtbraken
    • nachtbraken werkwoord (nachtbraak, nachtbraakt, nachtbraakte, nachtbraakten, nachtgebraakt)

Vertaal Matrix voor faire la fête:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
feesten festivités; fêtes
stappen démarches; marches; pas
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
celebreren célébrer; faire la fête; festoyer; fêter
de hort op gaan faire la fête; faire la java; faire la noce; sortir
feesten célébrer; faire la fête; festoyer; fêter
feestvieren célébrer; faire la fête; festoyer; fêter
fuiven faire la fête; fêter; inviter; offrir; offrir une tournée; régaler accueillir; fêter; offrir des friandises
nachtbraken faire la fête; passer une nuit blanche
stappen faire la fête; faire la java; faire la noce; sortir avancer; se mouvoir
trakteren faire la fête; fêter; inviter; offrir; offrir une tournée; régaler offrir des friandises; payer un repas à; payer un verre à; régaler
uitgaan faire la fête; faire la java; faire la noce; sortir
vieren célébrer; faire la fête; festoyer; fêter fêter; laisser célébrer

Verwante vertalingen van faire la fête