Frans

Uitgebreide vertaling voor faire prendre (Frans) in het Nederlands

faire prendre:

faire prendre werkwoord

  1. faire prendre (faire consommer; verser; appliquer; administrer; faire avaler)
    geven; verstrekken; ingeven; iemand iets toedienen; binnen gieten
    • geven werkwoord (geef, geeft, gaf, gaven, gegeven)
    • verstrekken werkwoord (verstrek, verstrekt, verstrekte, verstrekten, verstrekt)
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • binnen gieten werkwoord (giet binnen, goot binnen, goten binnen, binnen gegoten)
  2. faire prendre (donner un médicament; faire avaler)
    verstrekken; geneesmiddel toedienen; toedienen; ingeven; geven
    • verstrekken werkwoord (verstrek, verstrekt, verstrekte, verstrekten, verstrekt)
    • toedienen werkwoord (dien toe, dient toe, diende toe, dienden toe, toegediend)
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • geven werkwoord (geef, geeft, gaf, gaven, gegeven)

Vertaal Matrix voor faire prendre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toedienen fait d'administrer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnen gieten administrer; appliquer; faire avaler; faire consommer; faire prendre; verser
geneesmiddel toedienen donner un médicament; faire avaler; faire prendre
geven administrer; appliquer; donner un médicament; faire avaler; faire consommer; faire prendre; verser accorder; avantager; distribuer; donner; déléguer; déposer; faire circuler; faire présent de; faire un don; favoriser; fournir; gratifier; livrer; offrir; passer; passer quelque chose à quelqu'un; porter; privilégier; procurer; présenter; remettre; remettre aux mains; rendre; tendre; tendre quelque chose à quelqu'un; transmettre; verser; étendre
iemand iets toedienen administrer; appliquer; faire avaler; faire consommer; faire prendre; verser
ingeven administrer; appliquer; donner un médicament; faire avaler; faire consommer; faire prendre; verser animer; apprécier; conjecturer; conseiller; couler à l'oreille; deviner; dicter; déterminer; enthousiasmer; estimer; faire une expertise; fixer; indiquer; insinuer; inspirer; priser; prédire; recommander; souffler; stimuler; suggérer; taxer; vivifier; évaluer
toedienen donner un médicament; faire avaler; faire prendre
verstrekken administrer; appliquer; donner un médicament; faire avaler; faire consommer; faire prendre; verser distribuer; donner; fournir; livrer; mettre à la disposition; passer; procurer; remettre; servir

Verwante vertalingen van faire prendre