Franchise in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

franchise:
- rondborstigheid; oprechtheid; rondheid; openheid; openhartigheid; onbevangenheid; vrijmoedigheid; loyaliteit; trouw; getrouwheid; trouwhartigheid; directheid
Wiktionary:
- franchise → eigen risico

Frans

Uitgebreide vertaling voor franchise (Frans) in het Nederlands

la franchise (sincérité; honnêteté; franc-parler; objectivité; liberté d'esprit)
rondborstigheid; de oprechtheid; rondheid; de openheid; de openhartigheid
- rondborstigheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- oprechtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- rondheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- openheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- openhartigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la franchise (franc-parler; liberté d'esprit)
de onbevangenheid
- onbevangenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la franchise (aplomb; assurance; franc-parler)
de vrijmoedigheid
- vrijmoedigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la franchise (loyauté; fidélité; intégrité; honnêteté; droiture)
de loyaliteit; de trouw; de getrouwheid; trouwhartigheid
- loyaliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- trouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- getrouwheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- trouwhartigheid [znw.] zelfstandig naamwoord
la franchise (façon directe; franc-parler; sincérité; honnêteté; loyauté)
de directheid
- directheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
directheid	façon directe; franc-parler; franchise; honnêteté; loyauté; sincérité
getrouwheid	droiture; fidélité; franchise; honnêteté; intégrité; loyauté
loyaliteit	droiture; fidélité; franchise; honnêteté; intégrité; loyauté
onbevangenheid	franc-parler; franchise; liberté d'esprit
openhartigheid	franc-parler; franchise; honnêteté; liberté d'esprit; objectivité; sincérité
openheid	franc-parler; franchise; honnêteté; liberté d'esprit; objectivité; sincérité	réceptivité; sensibilité; susceptibilité
oprechtheid	franc-parler; franchise; honnêteté; liberté d'esprit; objectivité; sincérité	droiture; honnêteté; intégrité; sincérité
rondborstigheid	franc-parler; franchise; honnêteté; liberté d'esprit; objectivité; sincérité
rondheid	franc-parler; franchise; honnêteté; liberté d'esprit; objectivité; sincérité
trouw	droiture; fidélité; franchise; honnêteté; intégrité; loyauté	ambition; application; ardeur; assiduité; attachement; caractère passionné; consécration; dévouement; fougue; passion; sollicitude
trouwhartigheid	droiture; fidélité; franchise; honnêteté; intégrité; loyauté
vrijmoedigheid	aplomb; assurance; franc-parler; franchise
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
trouw		assidu; dévoué; fidèle; fidèlement; loyal

Cross Translation:

From	To	Via
• franchise	→ eigen risico	↔ coinsurance — joint assumption of risk between insurer and insured