Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal grimace

Vertaal grimace van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

grimace:
- lach; grimas; grijns; grijnslach; toegrijnzen
grimacer:
- grijnzen; grimassen; grijnzend lachen; vals lachen; sneren; vals grijnzen
Wiktionary:
- grimacer → trekkebekken

Frans

Uitgebreide vertaling voor grimace (Frans) in het Nederlands

grimace:

grimace [la ~] zelfstandig naamwoord

la grimace (rire; éclats de rire; ricanement)
de lach
- lach [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la grimace (ricanement; rictus)
de grimas; de grijns; de grijnslach
- grimas [de ~] zelfstandig naamwoord
- grijns [de ~] zelfstandig naamwoord
- grijnslach [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la grimace (action de montrer une figure grimaçante; sourire)
toegrijnzen
- toegrijnzen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor grimace:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
grijns	grimace; ricanement; rictus	remarque moqueuse; ricanement; vanne
grijnslach	grimace; ricanement; rictus	remarque moqueuse; ricanement; vanne
grimas	grimace; ricanement; rictus
lach	grimace; ricanement; rire; éclats de rire
toegrijnzen	action de montrer une figure grimaçante; grimace; sourire
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
toegrijnzen		faire des grimaces à

Synoniemen voor "grimace":

froncement; pli; contorsion; singerie; mimique; rictus; lippe; simagrée; moue; grigne; lèvre; rire; minauderie; mine; façon; hypocrisie; comédie; tic; automatisme; habitude; manie

grimace vorm van grimacer:

grimacer werkwoord (grimace, grimaces, grimaçons, grimacez, grimacent, grimaçais, grimaçait, grimacions, grimaciez, grimaçaient, grimaçai, grimaças, grimaça, grimaçâmes, grimaçâtes, grimacèrent, grimacerai, grimaceras, grimacera, grimacerons, grimacerez, grimaceront)

grimacer
grijnzen; grimassen; grijnzend lachen
- grijnzen werkwoord (grijns, grijnst, grijnsde, grijnsden, gegrijnsd)
- grimassen werkwoord
- grijnzend lachen werkwoord
grimacer
vals lachen
- vals lachen werkwoord
grimacer (rire sardonique)
sneren; grijnzen; vals grijnzen
- sneren werkwoord
- grijnzen werkwoord (grijns, grijnst, grijnsde, grijnsden, gegrijnsd)
- vals grijnzen werkwoord

Conjugations for grimacer:

Présent

grimace
grimaces
grimace
grimaçons
grimacez
grimacent

imparfait

grimaçais
grimaçais
grimaçait
grimacions
grimaciez
grimaçaient

passé simple

grimaçai
grimaças
grimaça
grimaçâmes
grimaçâtes
grimacèrent

futur simple

grimacerai
grimaceras
grimacera
grimacerons
grimacerez
grimaceront

subjonctif présent

que je grimace
que tu grimaces
qu'il grimace
que nous grimacions
que vous grimaciez
qu'ils grimacent

conditionnel présent

grimacerais
grimacerais
grimacerait
grimacerions
grimaceriez
grimaceraient

passé composé

ai grimacé
as grimacé
a grimacé
avons grimacé
avez grimacé
ont grimacé

divers

grimace!
grimacez!
grimaçons!
grimacé
grimaçant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor grimacer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
grimassen		grimaces
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
grijnzen	grimacer; rire sardonique	sourire
grijnzend lachen	grimacer
grimassen	grimacer
sneren	grimacer; rire sardonique
vals grijnzen	grimacer; rire sardonique
vals lachen	grimacer

Synoniemen voor "grimacer":

contorsionner; grigner; bouder

Wiktionary: grimacer

Cross Translation:

From	To	Via
• grimacer	→ trekkebekken	↔ grimassieren — Grimassen schneiden