Frans

Uitgebreide vertaling voor intimer (Frans) in het Nederlands

intimer:

intimer werkwoord (intime, intimes, intimons, intimez, )

  1. intimer (assigner; citer)
  2. intimer (exhorter à; sommer; sommer de)
    aanmanen; aanmanen tot een verplichting; sommeren; manen
  3. intimer (convoquer; appeler; appeler à; )
    oproepen; sommeren; ontbieden
    • oproepen werkwoord (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • sommeren werkwoord (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
    • ontbieden werkwoord (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)

Conjugations for intimer:

Présent
  1. intime
  2. intimes
  3. intime
  4. intimons
  5. intimez
  6. intiment
imparfait
  1. intimais
  2. intimais
  3. intimait
  4. intimions
  5. intimiez
  6. intimaient
passé simple
  1. intimai
  2. intimas
  3. intima
  4. intimâmes
  5. intimâtes
  6. intimèrent
futur simple
  1. intimerai
  2. intimeras
  3. intimera
  4. intimerons
  5. intimerez
  6. intimeront
subjonctif présent
  1. que j'intime
  2. que tu intimes
  3. qu'il intime
  4. que nous intimions
  5. que vous intimiez
  6. qu'ils intiment
conditionnel présent
  1. intimerais
  2. intimerais
  3. intimerait
  4. intimerions
  5. intimeriez
  6. intimeraient
passé composé
  1. ai intimé
  2. as intimé
  3. a intimé
  4. avons intimé
  5. avez intimé
  6. ont intimé
divers
  1. intime!
  2. intimez!
  3. intimons!
  4. intimé
  5. intimant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor intimer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmanen exhorter à; intimer; sommer; sommer de
aanmanen tot een verplichting exhorter à; intimer; sommer; sommer de
dagen assigner; citer; intimer commencer à faire jour
manen exhorter à; intimer; sommer; sommer de admonester; exhorter à; mettre en demeure; prier instamment; réprimander; sommer; sommer quelqu'un
ontbieden appeler; appeler à; assigner en justice; citer en justice; convoquer; interpeller; intimer; notifier; paraître devant le tribunal; remémorer; sommer; sommer de amener à soi; appeler; convoquer; invoquer; laisser venir
oproepen appeler; appeler à; assigner en justice; citer en justice; convoquer; interpeller; intimer; notifier; paraître devant le tribunal; remémorer; sommer; sommer de amener à soi; appeler; convoquer; invoquer; laisser venir
sommeren appeler; appeler à; assigner en justice; citer en justice; convoquer; exhorter à; interpeller; intimer; notifier; paraître devant le tribunal; remémorer; sommer; sommer de
voor het gerecht dagen assigner; citer; intimer
voor het gerecht ontbieden assigner; citer; intimer
voor het gerecht roepen assigner; citer; intimer

Synoniemen voor "intimer":