Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal languir

Vertaal languir van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. languir:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor languir (Frans) in het Nederlands

languir:

languir werkwoord (languis, languit, languissons, languissez, )

  1. languir (espérer; désirer; souhaiter; )
    hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
  2. languir (aspirer à; souhaiter ardemment; soupirer après; désirer ardemment; avoir très envie)
    smachten; kwijnend verlangen; snakken; kwijnen
    • smachten werkwoord (smacht, smachtte, smachtten, gesmacht)
    • kwijnend verlangen werkwoord (verlang kwijnend, verlangt kwijnend, verlangde kwijnend, verlangden kwijnend, kwijnend verlangd)
    • snakken werkwoord (snak, snakt, snakte, snakten, gesnakt)
    • kwijnen werkwoord (kwijn, kwijnt, kwijnde, kwijnden, gekwijnd)
  3. languir (dépérir; s'affaiblir; se consumer)
    wegkwijnen; kwijnen; verkwijnen
    • wegkwijnen werkwoord (kwijn weg, kwijnt weg, kwijnde weg, kwijnden weg, weggekwijnd)
    • kwijnen werkwoord (kwijn, kwijnt, kwijnde, kwijnden, gekwijnd)
    • verkwijnen werkwoord (verkwijn, verkwijnt, verkwijnde, verkwijnden, verkwijnd)
  4. languir (dépérir)
    wegkwijnen
    • wegkwijnen werkwoord (kwijn weg, kwijnt weg, kwijnde weg, kwijnden weg, weggekwijnd)
  5. languir (disparaître; dépérir; s'affaiblir)
    wegslinken
    • wegslinken werkwoord (slink weg, slinkt weg, slonk weg, slonken weg, weggeslonken)

Conjugations for languir:

Présent
  1. languis
  2. languis
  3. languit
  4. languissons
  5. languissez
  6. languissent
imparfait
  1. languissais
  2. languissais
  3. languissait
  4. languissions
  5. languissiez
  6. languissaient
passé simple
  1. languis
  2. languis
  3. languit
  4. languîmes
  5. languîtes
  6. languirent
futur simple
  1. languirai
  2. languiras
  3. languira
  4. languirons
  5. languirez
  6. languiront
subjonctif présent
  1. que je languisse
  2. que tu languisses
  3. qu'il languisse
  4. que nous languissions
  5. que vous languissiez
  6. qu'ils languissent
conditionnel présent
  1. languirais
  2. languirais
  3. languirait
  4. languirions
  5. languiriez
  6. languiraient
passé composé
  1. ai langui
  2. as langui
  3. a langui
  4. avons langui
  5. avez langui
  6. ont langui
divers
  1. languis!
  2. languissez!
  3. languissons!
  5. langui
  6. languissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor languir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hopen entassements; pile; tas
smachten aspiration; désir; envie; souhait
verlangen aspiration; désir; envie; passion; souhait
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hopen aspirer; désirer; espérer; languir; souhaiter; soupirer; soupirer après accumuler; amasser; amonceler; avoir envie de; convoiter; cumuler; désirer; empiler; entasser; superposer
kwijnen aspirer à; avoir très envie; dépérir; désirer ardemment; languir; s'affaiblir; se consumer; souhaiter ardemment; soupirer après
kwijnend verlangen aspirer à; avoir très envie; désirer ardemment; languir; souhaiter ardemment; soupirer après
smachten aspirer à; avoir très envie; désirer ardemment; languir; souhaiter ardemment; soupirer après
snakken aspirer à; avoir très envie; désirer ardemment; languir; souhaiter ardemment; soupirer après
spinzen aspirer; désirer; espérer; languir; souhaiter; soupirer; soupirer après
van hoop vervuld zijn aspirer; désirer; espérer; languir; souhaiter; soupirer; soupirer après
verkwijnen dépérir; languir; s'affaiblir; se consumer
verlangen aspirer; désirer; espérer; languir; souhaiter; soupirer; soupirer après avoir envie de; convoiter; demander; désirer; exiger; requérir; revendiquer; réclamer
wegkwijnen dépérir; languir; s'affaiblir; se consumer
wegslinken disparaître; dépérir; languir; s'affaiblir

Synoniemen voor "languir":


Wiktionary: languir

Cross Translation:
FromToVia
• languir → smachten ↔ languish — to pine away with longing
• languir → verlangen ↔ long for — to miss
• languir → missen ↔ miss — to feel the absence of someone or something
• languir → smachten; zuchten; verlangen ↔ yearn — to have a strong desire; to long







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0266 seconde
Page rendered in 1.0 seconds