Oscillation in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

oscillation:
- zeegang; wiegeling; deining; schommeling; oscillatie; slingerbeweging; geslinger; beven; slingerende beweging; zwaai; slingering
Wiktionary:
- oscillation → oscillatie
- oscillation → trilling

Frans

Uitgebreide vertaling voor oscillation (Frans) in het Nederlands

l'oscillation (houle; fluctuation)
de zeegang; de wiegeling; de deining; de schommeling
- zeegang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- wiegeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- deining [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- schommeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'oscillation
de oscillatie
- oscillatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'oscillation (balancement)
de slingerbeweging
- slingerbeweging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'oscillation (remous; fluctuation; houle; va-et-vient)
geslinger
- geslinger [znw.] zelfstandig naamwoord
l'oscillation (tremblement; choc; secousse; saccade; heurt; cahot; vibration)
beven
- beven [znw.] zelfstandig naamwoord
l'oscillation (ballottement; houle; fluctuation; balancement)
slingerende beweging; de zwaai; de slingering
- slingerende beweging [znw.] zelfstandig naamwoord
- zwaai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- slingering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beven	cahot; choc; heurt; oscillation; saccade; secousse; tremblement; vibration
deining	fluctuation; houle; oscillation	bruit; cas; commotion; houle; éclat
geslinger	fluctuation; houle; oscillation; remous; va-et-vient
oscillatie	oscillation
schommeling	fluctuation; houle; oscillation
slingerbeweging	balancement; oscillation
slingerende beweging	balancement; ballottement; fluctuation; houle; oscillation
slingering	balancement; ballottement; fluctuation; houle; oscillation
wiegeling	fluctuation; houle; oscillation
zeegang	fluctuation; houle; oscillation
zwaai	balancement; ballottement; fluctuation; houle; oscillation
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beven		agiter; frissonner; frémir; grelotter; secouer; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer