Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor posséder (Frans) in het Nederlands

posséder:

posséder werkwoord (possède, possèdes, possédons, possédez, )

  1. posséder (disposer de; avoir; tenir)
    hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben
    • hebben werkwoord (heb, hebt, heeft, had, hadden, gehad)
    • bezitten werkwoord (bezit, bezat, bezaten, bezeten)
    • beschikken over werkwoord (beschik over, beschikt over, beschikte over, beschikten over, beschikt over)
    • in eigendom hebben werkwoord
  2. posséder (vaincre; maîtriser; apprivoiser; )
    overweldigen; overmeesteren; zich meester maken van; overmannen
    • overweldigen werkwoord (overweldig, overweldigt, overweldigde, overweldigden, overweldigd)
    • overmeesteren werkwoord (overmeester, overmeestert, overmeesterde, overmeesterden, overmeesterd)
    • overmannen werkwoord (overman, overmant, overmande, overmanden, overmand)
  3. posséder
    eigen; in eigendom hebben

Conjugations for posséder:

Présent
  1. possède
  2. possèdes
  3. possède
  4. possédons
  5. possédez
  6. possèdent
imparfait
  1. possédais
  2. possédais
  3. possédait
  4. possédions
  5. possédiez
  6. possédaient
passé simple
  1. possédai
  2. possédas
  3. posséda
  4. possédâmes
  5. possédâtes
  6. possédèrent
futur simple
  1. posséderai
  2. posséderas
  3. possédera
  4. posséderons
  5. posséderez
  6. posséderont
subjonctif présent
  1. que je possède
  2. que tu possèdes
  3. qu'il possède
  4. que nous possédions
  5. que vous possédiez
  6. qu'ils possèdent
conditionnel présent
  1. posséderais
  2. posséderais
  3. posséderait
  4. posséderions
  5. posséderiez
  6. posséderaient
passé composé
  1. ai possédé
  2. as possédé
  3. a possédé
  4. avons possédé
  5. avez possédé
  6. ont possédé
divers
  1. possède!
  2. possédez!
  3. possédons!
  4. possédé
  5. possédant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor posséder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overweldigen envahissement; écrasement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschikken over avoir; disposer de; posséder; tenir
bezitten avoir; disposer de; posséder; tenir
hebben avoir; disposer de; posséder; tenir
in eigendom hebben avoir; disposer de; posséder; tenir
overmannen apprivoiser; arriver; dominer; dompter; envahir; gagner; maîtriser; posséder; soumettre; terrasser; vaincre
overmeesteren apprivoiser; arriver; dominer; dompter; envahir; gagner; maîtriser; posséder; soumettre; terrasser; vaincre
overweldigen apprivoiser; arriver; dominer; dompter; envahir; gagner; maîtriser; posséder; soumettre; terrasser; vaincre
zich meester maken van apprivoiser; arriver; dominer; dompter; envahir; gagner; maîtriser; posséder; soumettre; terrasser; vaincre
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eigen posséder inhérent; inné; naturel; naturellement; privé

Synoniemen voor "posséder":


Wiktionary: posséder

posséder
verb
  1. À trier
posséder
verb
  1. iets in eigendom hebben

Cross Translation:
FromToVia
posséder bezitten besitzen — (umgangssprachlich) etwas als Eigentum haben, über das man verfügen kann
posséder bezitten own — have rightful possession of

Verwante vertalingen van posséder