Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. postuler:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor postuler:
    • soliciteren


Frans

Uitgebreide vertaling voor postuler (Frans) in het Nederlands

postuler:

postuler werkwoord (postule, postules, postulons, postulez, )

  1. postuler (émettre l'opinion; proposer; se présenter comme postulant; )
    stellen; poneren; naar voren brengen; opperen
    • stellen werkwoord (stel, stelt, stelde, stelden, gesteld)
    • poneren werkwoord (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
    • naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen werkwoord (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  2. postuler (présupposer; poser comme principe)
    beginnen met; vooropstellen; vooruitzetten; vooropzetten
    • beginnen met werkwoord (begin met, begint met, begon met, begonnen met, begonnen met)
    • vooropstellen werkwoord (stel voorop, stelt voorop, stelde voorop, stelden voorop, voorop gesteld)
    • vooruitzetten werkwoord (zet vooruit, zette vooruit, zetten vooruit, vooruitgezet)
    • vooropzetten werkwoord (zet voorop, zette voorop, zetten voorop, vooropgezet)
  3. postuler (présumer; proposer; présupposer)
    vooronderstellen; postuleren
    • vooronderstellen werkwoord (vooronderstel, vooronderstelt, vooronderstelde, vooronderstelden, voorondersteld)
    • postuleren werkwoord (postuleer, postuleert, postuleerde, postuleerden, gepostuleerd)
  4. postuler (étinceler)
    flonkeren
    • flonkeren werkwoord (flonker, flonkert, flonkerde, flonkerden, geflonkerd)

Conjugations for postuler:

Présent
  1. postule
  2. postules
  3. postule
  4. postulons
  5. postulez
  6. postulent
imparfait
  1. postulais
  2. postulais
  3. postulait
  4. postulions
  5. postuliez
  6. postulaient
passé simple
  1. postulai
  2. postulas
  3. postula
  4. postulâmes
  5. postulâtes
  6. postulèrent
futur simple
  1. postulerai
  2. postuleras
  3. postulera
  4. postulerons
  5. postulerez
  6. postuleront
subjonctif présent
  1. que je postule
  2. que tu postules
  3. qu'il postule
  4. que nous postulions
  5. que vous postuliez
  6. qu'ils postulent
conditionnel présent
  1. postulerais
  2. postulerais
  3. postulerait
  4. postulerions
  5. postuleriez
  6. postuleraient
passé composé
  1. ai postulé
  2. as postulé
  3. a postulé
  4. avons postulé
  5. avez postulé
  6. ont postulé
divers
  1. postule!
  2. postulez!
  3. postulons!
  4. postulé
  5. postulant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor postuler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
poneren postulat; proposition
stellen postulat; proposition
vooronderstellen hypothèse; supposition
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beginnen met poser comme principe; postuler; présupposer
flonkeren postuler; étinceler
naar voren brengen avancer; entamer; lancer; postuler; proposer; présupposer; se présenter comme postulant; soulever; émettre l'opinion aborder; avancer; avancer qc; entamer; lancer; mettre qc en avance; mettre quelque chose sur le tapis; proposer; présenter; soulever; suggérer; évoquer
opperen avancer; entamer; lancer; postuler; proposer; présupposer; se présenter comme postulant; soulever; émettre l'opinion aborder; alléguer; avancer; citer; entamer; invoquer; lancer; mettre en avant; mettre sur la table; mettre sur le tapis; proposer; présenter; soulever; suggérer
poneren avancer; entamer; lancer; postuler; proposer; présupposer; se présenter comme postulant; soulever; émettre l'opinion avancer; lancer; proposer; présenter
postuleren postuler; proposer; présumer; présupposer
stellen avancer; entamer; lancer; postuler; proposer; présupposer; se présenter comme postulant; soulever; émettre l'opinion argumenter; attester; avancer; certifier; déclarer; faire semblant; feindre; porter témoignage; prétendre; prétexter; simuler; soutenir; témoigner
vooronderstellen postuler; proposer; présumer; présupposer
vooropstellen poser comme principe; postuler; présupposer
vooropzetten poser comme principe; postuler; présupposer
vooruitzetten poser comme principe; postuler; présupposer

Synoniemen voor "postuler":


Wiktionary: postuler

postuler
verb
  1. (overgankelijk) zonder bewijs aannemen