Frans

Uitgebreide vertaling voor retourner (Frans) in het Nederlands

retourner:

retourner werkwoord (retourne, retournes, retournons, retournez, )

  1. retourner (revenir; rentrer; se retourner; faire demi-tour)
    terugkomen; retourneren; omkeren; terugkeren
    • terugkomen werkwoord (kom terug, komt terug, kwam terug, kwamen terug, teruggekomen)
    • retourneren werkwoord (retourneer, retourneert, retourneerde, retourneerden, geretourneerd)
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • terugkeren werkwoord (keer terug, keert terug, keerde terug, keerden terug, teruggekeerd)
  2. retourner (renvoyer; rendre; ramener; )
    retourneren; teruggeven; terugzenden; terugbrengen
    • retourneren werkwoord (retourneer, retourneert, retourneerde, retourneerden, geretourneerd)
    • teruggeven werkwoord (geef terug, geeft terug, gaf terug, gaven terug, teruggegeven)
    • terugzenden werkwoord (zend terug, zendt terug, zond terug, zonden terug, teruggezonden)
    • terugbrengen werkwoord (breng terug, brengt terug, bracht terug, brachten terug, teruggebracht)
  3. retourner (se retourner; rentrer; revenir; )
    teruggaan; omkeren; keren
    • teruggaan werkwoord (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  4. retourner (renvoyer)
    terugsturen
    • terugsturen werkwoord (stuur terug, stuurt terug, stuurde terug, stuurden terug, teruggestuurd)
  5. retourner (revenir; rentrer; se répéter)
    wederkeren; weerkeren
    • wederkeren werkwoord (keer weder, keert weder, keerde weder, keerden weder, wedergekeerd)
    • weerkeren werkwoord (keer weer, keert weer, keerde weer, keerden weer, weergekeerd)
  6. retourner (intervertir; tourner; inverser)
    keren; draaien; omdraaien; wenden
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
  7. retourner (rapporter; rendre; ramener; remettre)
    terugbezorgen
    • terugbezorgen werkwoord (bezorg terug, bezorgt terug, bezorgde terug, bezorgden terug, terugbezorgd)
  8. retourner (restituer; rembourser; remettre; renvoyer)
    restitueren
    • restitueren werkwoord (restitueer, restitueert, restitueerde, restitueerden, gerestitueerd)
  9. retourner (tourner; rouler; pivoter; )
    draaien; roteren; rollen; wentelen; ronddraaien; kantelen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • roteren werkwoord (roteer, roteert, roteerde, roteerden, geroteerd)
    • rollen werkwoord (rol, rolt, rolde, rolden, gerold)
    • wentelen werkwoord (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
  10. retourner (tourner; convertir)
    omkeren; iets omdraaien
  11. retourner (chavirer; basculer; se renverser)
    kantelen; omkantelen; over een kant vallen
  12. retourner (revenir)
    terugrijden; terugreizen
    • terugrijden werkwoord (rijd terug, rijdt terug, reed terug, reden terug, teruggereden)
    • terugreizen werkwoord (reis terug, reist terug, reiste terug, reisten terug, teruggereist)
  13. retourner (soulever)
    omklappen
    • omklappen werkwoord (klap om, klapt om, klapte om, klapten om, omgeklapt)
  14. retourner (changer de côté)
    omleggen
    • omleggen werkwoord (leg om, legt om, legde om, legden om, omgelegd)
  15. retourner (tourner)
    omwenden
    • omwenden werkwoord (wend om, wendt om, wendde om, wendden om, omgewend)
  16. retourner (réorganiser; transformer; déformer; )
    reorganiseren; vervormen; omvormen
    • reorganiseren werkwoord (reorganiseer, reorganiseert, reorganiseerde, reorganiseerden, gereorganiseerd)
    • vervormen werkwoord (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)
    • omvormen werkwoord (vorm om, vormt om, vormde om, vormden om, omgevormd)
  17. retourner (rejeter; relancer)
    teruggooien; terugwerpen
    • teruggooien werkwoord (gooi terug, gooit terug, gooide terug, gooiden terug, teruggegooid)
    • terugwerpen werkwoord (werp terug, werpt terug, wierp terug, wierpen terug, teruggeworpen)
  18. retourner (renverser; plonger; mettre sur le côté; )
    kantelen; omver kiepen; kiepen; dompen
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
    • omver kiepen werkwoord
    • kiepen werkwoord (kiep, kiept, kiepte, kiepten, gekiept)
    • dompen werkwoord (domp, dompt, dompte, dompten, gedompt)
  19. retourner
    spiegelen

Conjugations for retourner:

Présent
  1. retourne
  2. retournes
  3. retourne
  4. retournons
  5. retournez
  6. retournent
imparfait
  1. retournais
  2. retournais
  3. retournait
  4. retournions
  5. retourniez
  6. retournaient
passé simple
  1. retournai
  2. retournas
  3. retourna
  4. retournâmes
  5. retournâtes
  6. retournèrent
futur simple
  1. retournerai
  2. retourneras
  3. retournera
  4. retournerons
  5. retournerez
  6. retourneront
subjonctif présent
  1. que je retourne
  2. que tu retournes
  3. qu'il retourne
  4. que nous retournions
  5. que vous retourniez
  6. qu'ils retournent
conditionnel présent
  1. retournerais
  2. retournerais
  3. retournerait
  4. retournerions
  5. retourneriez
  6. retourneraient
passé composé
  1. suis retourné
  2. es retourné
  3. est retourné
  4. sommes retournés
  5. êtes retournés
  6. sont retournés
divers
  1. retourne!
  2. retournez!
  3. retournons!
  4. retourné
  5. retournant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor retourner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien conversions; rotation
restitueren compensation
terugkeren rentrée; retour
terugreizen rentrée; retours; voyages de retour
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dompen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper
draaien convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; intervertir; inverser; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer détourner; faire pivoter; faire tourner; faire virer; pirouetter; rotation; tourbillonner; tourner; tournoyer; virer
iets omdraaien convertir; retourner; tourner
kantelen basculer; chavirer; convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; mettre sur le côté; pivoter; plonger; renverser; retourner; rouler; se renverser; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer; tremper
keren aller de retour; aller en arrière; détourner; intervertir; inverser; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner faire tourner; faire virer; tourner; virer
kiepen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper basculer; culbuter; dégringoler; tomber
omdraaien intervertir; inverser; retourner; tourner
omkantelen basculer; chavirer; retourner; se renverser
omkeren aller de retour; aller en arrière; convertir; détourner; faire demi-tour; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner feuilleter; inverser
omklappen retourner; soulever
omleggen changer de côté; retourner
omver kiepen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper
omvormen changer; déformer; labourer; modifier; remanier; restructurer; retourner; retravailler; réorganiser; transformer
omwenden retourner; tourner
over een kant vallen basculer; chavirer; retourner; se renverser
reorganiseren changer; déformer; labourer; modifier; remanier; restructurer; retourner; retravailler; réorganiser; transformer
restitueren rembourser; remettre; renvoyer; restituer; retourner
retourneren annuler; faire demi-tour; ramener; remettre; rendre; rentrer; renvoyer; restituer; retourner; revenir; se retourner
rollen convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
ronddraaien convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer tourbillonner; tournoyer
roteren convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
spiegelen retourner
terugbezorgen ramener; rapporter; remettre; rendre; retourner
terugbrengen annuler; ramener; remettre; rendre; renvoyer; restituer; retourner
teruggaan aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner amoindrir; baisser; dater de; diminuer; décliner; décroître; pourrir; périr; remonter à; réduire; sombrer
teruggeven annuler; ramener; remettre; rendre; renvoyer; restituer; retourner
teruggooien rejeter; relancer; retourner
terugkeren faire demi-tour; rentrer; retourner; revenir; se retourner restaurer; revenir à la dernière version; rétablir
terugkomen faire demi-tour; rentrer; retourner; revenir; se retourner
terugreizen retourner; revenir
terugrijden retourner; revenir
terugsturen renvoyer; retourner
terugwerpen rejeter; relancer; retourner
terugzenden annuler; ramener; remettre; rendre; renvoyer; restituer; retourner
vervormen changer; déformer; labourer; modifier; remanier; restructurer; retourner; retravailler; réorganiser; transformer changer la forme; défigurer; déformer; se corrompre; transformer
wederkeren rentrer; retourner; revenir; se répéter
weerkeren rentrer; retourner; revenir; se répéter
wenden intervertir; inverser; retourner; tourner détourner; faire tourner; faire virer; tourner; virer
wentelen convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer

Synoniemen voor "retourner":


Wiktionary: retourner

retourner retourner
verb
  1. naar de punt van vertrek gaan
  2. (overgankelijk) weer aan de oorspronkelijke eigenaar overhandigen
  3. gaan naar een plaats waar men eerder vandaan kwam

Cross Translation:
FromToVia
retourner teruggaan go back — to return to a place
retourner omvallen; kapseizen keel over — of a vessel: to roll so far on its side that it cannot recover
retourner kapseizen; omslaan overturn — to turn over, capsize
retourner teruggeven return — to give something back to its original holder or owner
retourner terugkomen; terugkeren return — to come back after some period of time, or at regular intervals
retourner winden; wikkelen wind — turn coils of something around
retourner voortbrengen yield — to produce as a result

Verwante vertalingen van retourner