Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor se couvrir (Frans) in het Nederlands

se couvrir:

se couvrir werkwoord

  1. se couvrir
    betrekken
    • betrekken werkwoord (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)
  2. se couvrir (habiller; mettre; se vêtir; s'habiller)
    aankleden; aantrekken; aandoen
    • aankleden werkwoord (kleed aan, kleedt aan, kleedde aan, kleedden aan, aangekleed)
    • aantrekken werkwoord (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • aandoen werkwoord (doe aan, doet aan, deed aan, deden aan, aangedaan)
  3. se couvrir (couvrir; recouvrir; tapisser; )
    bedekken; bekleden; overtrekken
    • bedekken werkwoord (bedek, bedekt, bedekte, bedekten, bedekt)
    • bekleden werkwoord (bekleed, bekleedt, bekleedde, bekleedden, bekleed)
    • overtrekken werkwoord (overtrek, overtrekt, overtrok, overtrokken, overtrokken)

se couvrir

  1. se couvrir

Vertaal Matrix voor se couvrir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen habillement
aankleden habillement
aantrekken attrait; charme; habillement; resserrement; serrage; séduction
bedekken ferrure
beslaan ferrure
overtrekken fait de calquer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen habiller; mettre; s'habiller; se couvrir; se vêtir allumer; brancher sur; causer; commettre; enclencher; faire; faire du mal; faire fonctionner; faire marcher; inciter à; mettre; mettre en circuit; mettre en marche; occasionner; porter; provoquer; établir le contact
aankleden habiller; mettre; s'habiller; se couvrir; se vêtir agrémenter; décorer; embellir; enjoliver; orner
aantrekken habiller; mettre; s'habiller; se couvrir; se vêtir admettre; attirer; boucler; embaucher; engager; enrôler; fermer en tirant; mettre; nommer; passer; prendre en service; recruter; revêtir; sangler; serrer; tirer
bedekken couvrir; décalquer; exercer; occuper; recouvrir; remplir; revêtir; se couvrir; tapisser cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
bekleden couvrir; décalquer; exercer; occuper; recouvrir; remplir; revêtir; se couvrir; tapisser couvrir; décorer; garnir; recouvrir; revêtir; tapisser
beslaan comprendre; occuper de la place; remplir
betrekken se couvrir
overtrekken couvrir; décalquer; exercer; occuper; recouvrir; remplir; revêtir; se couvrir; tapisser calquer; copier; couvrir; décorer; garnir; recouvrir; repasser; retracer; revêtir; tapisser; tracer
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslaan se couvrir

Verwante vertalingen van se couvrir