Frans

Uitgebreide vertaling voor se fissurer (Frans) in het Nederlands

se fissurer:

se fissurer werkwoord

  1. se fissurer (foutre; crevasser; se fendre; )
    barsten; kunnen stikken
  2. se fissurer (exploser; crever; péter; )
    ontploffen; uit elkaar spatten; springen; uit elkaar springen; ploffen
    • ontploffen werkwoord (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • uit elkaar spatten werkwoord (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • springen werkwoord (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen werkwoord (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • ploffen werkwoord (plof, ploft, plofte, ploften, geploft)

Vertaal Matrix voor se fissurer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barsten déchirure; déchirures; fentes; fissure; fissures; incisions
ploffen boums; poufs
springen saut à terre
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barsten briser; casser; crevasser; crever; fendre; foutre; fracasser; rompre; se fendre; se fissurer; se fêler; éclater s'ouvrir brusquement; se gercer; éclater
kunnen stikken briser; casser; crevasser; crever; fendre; foutre; fracasser; rompre; se fendre; se fissurer; se fêler; éclater
ontploffen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux exploder; exploser; éclater
ploffen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux s'écraser; tomber avec un bruit sourd; tomber avec un plouf; éclater
springen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux bondir; exploder; exploser; faire un bond; sauter; sauter en l'air; éclater
uit elkaar spatten crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux exploder; exploser; éclater
uit elkaar springen crevasser; crever; exploder; exploser; faire explosion; fendre; péter; se fendre; se fissurer; se fêler; se gercer; éclater; éclater en morceaux exploder; exploser; éclater

Verwante vertalingen van se fissurer