Frans

Uitgebreide vertaling voor suggérer (Frans) in het Nederlands

suggérer:

suggérer werkwoord (suggère, suggères, suggérons, suggérez, )

  1. suggérer (conseiller; insinuer; deviner; )
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren werkwoord (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren werkwoord (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden werkwoord (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • iets aanraden werkwoord
  2. suggérer (proposer; lancer; entamer; avancer; soulever)
    suggereren; naar voren brengen; opperen
    • suggereren werkwoord (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen werkwoord (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  3. suggérer (faire allusion)
    duiden
    • duiden werkwoord (duid, duidt, duidde, duidden, geduid)
  4. suggérer (dicter; indiquer)
    ingeven; dicteren
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • dicteren werkwoord (dicteer, dicteert, dicteerde, dicteerden, gedicteerd)
  5. suggérer (présenter; soumettre; proposer)
    voorleggen; ter overweging geven
    • voorleggen werkwoord (leg voor, legt voor, legde voor, legden voor, voorgelegd)
    • ter overweging geven werkwoord (geef ter overweging, geeft ter overweging, gaf ter overweging, gaven ter overweging, ter overweging gegeven)
  6. suggérer (inspirer; stimuler; vivifier; enthousiasmer; animer)
    inspireren; ingeven; inboezemen
    • inspireren werkwoord (inspireer, inspireert, inspireerde, inspireerden, geïnspireerd)
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • inboezemen werkwoord (boezem in, boezemt in, boezemde in, boezemden in, ingeboezemd)

Conjugations for suggérer:

Présent
  1. suggère
  2. suggères
  3. suggère
  4. suggérons
  5. suggérez
  6. suggèrent
imparfait
  1. suggérais
  2. suggérais
  3. suggérait
  4. suggérions
  5. suggériez
  6. suggéraient
passé simple
  1. suggérai
  2. suggéras
  3. suggéra
  4. suggérâmes
  5. suggérâtes
  6. suggérèrent
futur simple
  1. suggérerai
  2. suggéreras
  3. suggérera
  4. suggérerons
  5. suggérerez
  6. suggéreront
subjonctif présent
  1. que je suggère
  2. que tu suggères
  3. qu'il suggère
  4. que nous suggérions
  5. que vous suggériez
  6. qu'ils suggèrent
conditionnel présent
  1. suggérerais
  2. suggérerais
  3. suggérerait
  4. suggérerions
  5. suggéreriez
  6. suggéreraient
passé composé
  1. ai suggéré
  2. as suggéré
  3. a suggéré
  4. avons suggéré
  5. avez suggéré
  6. ont suggéré
divers
  1. suggère!
  2. suggérez!
  3. suggérons!
  4. suggéré
  5. suggérant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor suggérer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adviseren apprécier; conjecturer; conseiller; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; insinuer; priser; recommander; suggérer; taxer; évaluer conseiler; conseiller; donner un avis; préconiser; recommander
dicteren dicter; indiquer; suggérer commander; dicter; dicter une lettre; ordonner; prescrire
duiden faire allusion; suggérer
iets aanraden apprécier; conjecturer; conseiller; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; insinuer; priser; recommander; suggérer; taxer; évaluer
inboezemen animer; enthousiasmer; inspirer; stimuler; suggérer; vivifier
ingeven animer; apprécier; conjecturer; conseiller; deviner; dicter; déterminer; enthousiasmer; estimer; faire une expertise; fixer; indiquer; insinuer; inspirer; priser; recommander; stimuler; suggérer; taxer; vivifier; évaluer administrer; appliquer; couler à l'oreille; donner un médicament; faire avaler; faire consommer; faire prendre; prédire; souffler; verser
inspireren animer; enthousiasmer; inspirer; stimuler; suggérer; vivifier animer; enthousiasmer; inspirer; stimuler; vivifier
naar voren brengen avancer; entamer; lancer; proposer; soulever; suggérer aborder; avancer; avancer qc; entamer; lancer; mettre qc en avance; mettre quelque chose sur le tapis; postuler; proposer; présenter; présupposer; se présenter comme postulant; soulever; émettre l'opinion; évoquer
opperen avancer; entamer; lancer; proposer; soulever; suggérer aborder; alléguer; avancer; citer; entamer; invoquer; lancer; mettre en avant; mettre sur la table; mettre sur le tapis; postuler; proposer; présenter; présupposer; se présenter comme postulant; soulever; émettre l'opinion
raden apprécier; conjecturer; conseiller; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; insinuer; priser; recommander; suggérer; taxer; évaluer conjecturer; deviner; estimer; faire une expertise; présumer; présupposer; spéculer; supposer
suggereren apprécier; avancer; conjecturer; conseiller; deviner; déterminer; entamer; estimer; faire une expertise; fixer; insinuer; lancer; priser; proposer; recommander; soulever; suggérer; taxer; évaluer
ter overweging geven proposer; présenter; soumettre; suggérer
voorleggen proposer; présenter; soumettre; suggérer exposer; faire voir; montrer; proposer; présenter

Synoniemen voor "suggérer":


Wiktionary: suggérer

suggérer
verb
  1. insinuer, faire entrer dans l’esprit de quelqu’un ; inspirer à une personne une opinion, un dessein.

Cross Translation:
FromToVia
suggérer voorstellen suggest — to ask for without demanding
suggérer suggereren suggerierentransitiv, jemandem etwas suggerieren: etwas unterschwellig andeuten; jemanden dazu bringen oder den Versuch dazu machen, dass er etwas bemerkt, zur Kenntnis nimmt oder für wahr hält, ohne es dazu offen anzusprechen