Frans

Uitgebreide vertaling voor tente (Frans) in het Nederlands

tente:

tente [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la tente
    de tent
    • tent [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. la tente
    de feesttent
  3. la tente (toits solaires)
    de zonnedaken

Vertaal Matrix voor tente:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
feesttent tente
tent tente
zonnedaken tente; toits solaires

Synoniemen voor "tente":


Wiktionary: tente

tente
noun
  1. pavillon de toile
tente
noun
  1. verplaatsbare constructie van over stokken of buizen gespannen doek die als (tijdelijk) onderdak dient

Cross Translation:
FromToVia
tente tent Zelt — eine zum leichten Aufstellen und Abbauen gedachte Konstruktion
tente tent tent — portable lodge

tenter:

tenter werkwoord (tente, tentes, tentons, tentez, )

  1. tenter (tâcher; essayer; essayer de; chercher à; s'efforcer)
    proberen; trachten; pogen
    • proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • trachten werkwoord (tracht, trachtte, trachtten, getracht)
    • pogen werkwoord (poog, poogt, poogde, poogden, gepoogd)
  2. tenter (essayer)
    proberen; betrachten
    • proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • betrachten werkwoord (betracht, betrachtte, betrachtten, betracht)
  3. tenter (allécher; séduire; attirer; appâter; entraîner)
    verleiden; lokken; aanlokken; weglokken; meelokken; voortlokken; verlokken
    • verleiden werkwoord (verleid, verleidt, verleidde, verleidden, verleid)
    • lokken werkwoord (lok, lokt, lokte, lokten, gelokt)
    • aanlokken werkwoord (lok aan, lokt aan, lokte aan, lokten aan, aangelokt)
    • weglokken werkwoord (lok weg, lokt weg, lokte weg, lokten weg, weggelokt)
    • meelokken werkwoord (lok mee, lokt mee, lokte mee, lokten mee, meegelokt)
    • voortlokken werkwoord (lok voort, lokt voort, lokte voort, lokten voort, voortgelokt)
    • verlokken werkwoord (verlok, verlokt, verlokte, verlokten, verlokt)
  4. tenter
    in verzoeking brengen
    • in verzoeking brengen werkwoord (breng in verzoeking, brengt in verzoeking, bracht in verzoeking, brachten in verzoeking, in verzoeking gebracht)

Conjugations for tenter:

Présent
  1. tente
  2. tentes
  3. tente
  4. tentons
  5. tentez
  6. tentent
imparfait
  1. tentais
  2. tentais
  3. tentait
  4. tentions
  5. tentiez
  6. tentaient
passé simple
  1. tentai
  2. tentas
  3. tenta
  4. tentâmes
  5. tentâtes
  6. tentèrent
futur simple
  1. tenterai
  2. tenteras
  3. tentera
  4. tenterons
  5. tenterez
  6. tenteront
subjonctif présent
  1. que je tente
  2. que tu tentes
  3. qu'il tente
  4. que nous tentions
  5. que vous tentiez
  6. qu'ils tentent
conditionnel présent
  1. tenterais
  2. tenterais
  3. tenterait
  4. tenterions
  5. tenteriez
  6. tenteraient
passé composé
  1. ai tenté
  2. as tenté
  3. a tenté
  4. avons tenté
  5. avez tenté
  6. ont tenté
divers
  1. tente!
  2. tentez!
  3. tentons!
  4. tenté
  5. tentant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor tenter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lokken amorçage; attraction; charme; séduction
pogen ambition; aspiration; but; ce que l'on vise; intention
proberen effort; essai; tentative
trachten ambition; aspiration; but; ce que l'on vise; effort; essai; intention; tentative
verleiden amorçage; attraction; charme; séduction
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanlokken allécher; appâter; attirer; entraîner; séduire; tenter
betrachten essayer; tenter
in verzoeking brengen tenter
lokken allécher; appâter; attirer; entraîner; séduire; tenter allecher dehors; attirer dehoors
meelokken allécher; appâter; attirer; entraîner; séduire; tenter
pogen chercher à; essayer; essayer de; s'efforcer; tenter; tâcher
proberen chercher à; essayer; essayer de; s'efforcer; tenter; tâcher déguster; essayer; essayer la taille; goûter; soumettre à un test; tester; éprouver
trachten chercher à; essayer; essayer de; s'efforcer; tenter; tâcher
verleiden allécher; appâter; attirer; entraîner; séduire; tenter attirer; charmer; séduire
verlokken allécher; appâter; attirer; entraîner; séduire; tenter
voortlokken allécher; appâter; attirer; entraîner; séduire; tenter
weglokken allécher; appâter; attirer; entraîner; séduire; tenter
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlokken attirer

Synoniemen voor "tenter":


Wiktionary: tenter

tenter
verb
  1. essayer, éprouver, mettre en usage quelque moyen pour faire réussir quelque chose.
tenter
verb
  1. (overgankelijk) testen.
  2. tot kwaad brengen

Cross Translation:
FromToVia
tenter proberen; pogen attempt — to try
tenter nastreven; proberen; beijveren endeavor — attempt through application of effort
tenter verleiden tempt — to provoke someone to do wrong
tenter proberen; trachten; pogen try — to attempt
tenter proberen; uitproberen try — to make an experiment
tenter lokken locken — jemanden mit Hilfe eines Versprechens zu einer Handlung bewegen

Verwante vertalingen van tente