Frans

Uitgebreide vertaling voor tisonner (Frans) in het Nederlands

tisonner:

tisonner werkwoord (tisonne, tisonnes, tisonnons, tisonnez, )

  1. tisonner (attiser; aviver; énerver; )
    stoken; opstoken; poken; aanblazen; aanstoken; oppoken; aanwakkeren
    • stoken werkwoord (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)
    • opstoken werkwoord (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • poken werkwoord
    • aanblazen werkwoord (blaas aan, blaast aan, blies aan, bliezen aan, aangeblazen)
    • aanstoken werkwoord (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)
    • oppoken werkwoord (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
  2. tisonner (attiser; stimuler; souffler sur; )
    aanwakkeren; aanblazen; doen opvlammen
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
    • aanblazen werkwoord (blaas aan, blaast aan, blies aan, bliezen aan, aangeblazen)
    • doen opvlammen werkwoord
  3. tisonner (exhorter; inciter; éperonner; )
    aansporen; aanjagen; opjutten; porren
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanjagen werkwoord (jaag aan, jaagt aan, joeg aan, joegen aan, aangejaagd)
    • opjutten werkwoord (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • porren werkwoord (por, port, porde, porden, gepord)
  4. tisonner (attiser; ranimer; inciter; )
    aanwakkeren; oppoken; opporren
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
    • oppoken werkwoord (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
    • opporren werkwoord (por op, port op, porde op, porden op, opgepord)
  5. tisonner (encourager; inciter; applaudir; )
    aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
    • toemoedigen werkwoord (moedig toe, moedigt toe, moedigde toe, moedigden toe, toegemoedigd)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)

Conjugations for tisonner:

Présent
  1. tisonne
  2. tisonnes
  3. tisonne
  4. tisonnons
  5. tisonnez
  6. tisonnent
imparfait
  1. tisonnais
  2. tisonnais
  3. tisonnait
  4. tisonnions
  5. tisonniez
  6. tisonnaient
passé simple
  1. tisonnai
  2. tisonnas
  3. tisonna
  4. tisonnâmes
  5. tisonnâtes
  6. tisonnèrent
futur simple
  1. tisonnerai
  2. tisonneras
  3. tisonnera
  4. tisonnerons
  5. tisonnerez
  6. tisonneront
subjonctif présent
  1. que je tisonne
  2. que tu tisonnes
  3. qu'il tisonne
  4. que nous tisonnions
  5. que vous tisonniez
  6. qu'ils tisonnent
conditionnel présent
  1. tisonnerais
  2. tisonnerais
  3. tisonnerait
  4. tisonnerions
  5. tisonneriez
  6. tisonneraient
passé composé
  1. ai tisonné
  2. as tisonné
  3. a tisonné
  4. avons tisonné
  5. avez tisonné
  6. ont tisonné
divers
  1. tisonne!
  2. tisonnez!
  3. tisonnons!
  4. tisonné
  5. tisonnant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor tisonner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen propulsion
aanmoedigen aiguillon; encouragement; exciter; incitation; inciter; stimulant; stimulation; stimuler
aansporen activation; aiguillon; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulant; stimulation; support
aanstoken attisement; excitation; provocation; tisonnement
aanvuren exciter; inciter; stimuler
opstoken attisement; excitation; provocation; tisonnement
poken fourgons; tisonniers
porren bourrade
stimuleren aiguillon; avancements; encouragement; exciter; incitation; inciter; promotions; stimulant; stimulation; stimulations; stimuler
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanblazen activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; faire monter; inciter à; ranimer; semer la discorde; souffler sur; stimuler; tisonner; énerver
aanjagen activer; animer; attiser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; presser; tisonner; éperonner
aanmoedigen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner acclamer; activer; aggraver; animer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; donner du courage; encourager; enflammer; enthousiasmer; exciter; faciliter; favoriser; inciter; inspirer; motiver; ovationner; promouvoir; ranimer; raviver; stimuler; vivifier; éperonner
aansporen activer; animer; attiser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; presser; tisonner; éperonner actionner; activer; aguillonner; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; convier; encourager; encourager à; exciter; inciter; inciter à; inviter; mettre en marche; pousser; presser; provoquer; s'empresser; stimuler; éperonner; être l'instigateur de
aanstoken activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver activer; allumer; ameuter; attiser; exciter; exciter à; inciter; semer la discorde; énerver
aanvuren acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner acclamer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; donner du courage; enthousiasmer; exciter; favoriser; inspirer; ovationner; promouvoir; ranimer; stimuler; vivifier
aanwakkeren activer; agacer; aiguillonner; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; faire monter; inciter; inciter à; ranimer; semer la discorde; souffler sur; stimuler; tisonner; énerver allumer; ameuter; exciter; inciter; semer la discorde; énerver
bemoedigen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir
doen opvlammen activer; attiser; faire monter; ranimer; souffler sur; stimuler; tisonner
opjutten activer; animer; attiser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; presser; tisonner; éperonner allumer; ameuter; animer quelqu'un; exciter; inciter; monter la tête à quelqu'un; semer la discorde; énerver
oppoken activer; agacer; aiguillonner; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; inciter à; ranimer; semer la discorde; stimuler; tisonner; énerver activer; agiter; attiser; bouger; exciter à; mettre en émoi; pousser; remuer
opporren activer; aiguillonner; attiser; aviver; exciter; inciter; ranimer; stimuler; tisonner
opstoken activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver activer; agiter; allumer; ameuter; attiser; bouger; exciter; exciter à; inciter; mettre en émoi; pousser; remuer; semer la discorde; énerver
poken activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver allumer; ameuter; exciter; inciter; semer la discorde; énerver
porren activer; animer; attiser; exciter; exhorter; inciter; inciter à; presser; tisonner; éperonner donner un bourrade à; donner un coup de coude à
stimuleren acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner actionner; activer; aggraver; aguillonner; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; animer; attiser; encourager; enflammer; exciter; inciter; inciter à; mettre en marche; motiver; picoter; piquer; pousser; provoquer; ranimer; raviver; stimuler; vivifier; éperonner; être l'instigateur de
stoken activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter à; ranimer; semer la discorde; tisonner; énerver distiller
toemoedigen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner

Synoniemen voor "tisonner":

  • fourgonner

Wiktionary: tisonner


Cross Translation:
FromToVia
tisonner stoken stoke — to poke, pierce
tisonner stoken stoke — to feed, stir up