Frans

Uitgebreide vertaling voor tomber en ruine (Frans) in het Nederlands

tomber en ruine:

tomber en ruine werkwoord

  1. tomber en ruine (s'effondrer; s'écrouler)
    instorten; ineenstorten
    • instorten werkwoord (stort in, stortte in, stortten in, ingestort)
    • ineenstorten werkwoord (stort ineen, stortte ineen, stortten ineen, ineengestort)
  2. tomber en ruine (flipper; échouer; se rompre; se délabrer; s'écrouler)
    begeven; flippen
    • begeven werkwoord (begeef, begeeft, begaf, begaven, begeven)
    • flippen werkwoord (flip, flipt, flipte, flipten, geflipt)
  3. tomber en ruine (dissoudre; démonter; tomber en morceaux; )
    uiteenvallen; desintegreren; uit elkaar vallen
    • uiteenvallen werkwoord (val uiteen, valt uiteen, viel uiteen, vielen uiteen, uiteengevallen)
    • desintegreren werkwoord
    • uit elkaar vallen werkwoord (val uit elkaar, valt uit elkaar, viel uit elkaar, vielen uit elkaar, uit elkaar gevallen)
  4. tomber en ruine (s'effondrer; s'écrouler; s'enfoncer)
    inzakken; in elkaar zakken; inzinken; invallen
    • inzakken werkwoord (zak in, zakt in, zakte in, zakten in, ingezakt)
    • in elkaar zakken werkwoord
    • inzinken werkwoord (zink in, zinkt in, zonk in, zonken in, ingezonken)
    • invallen werkwoord (val in, valt in, viel in, vielen in, ingevallen)
  5. tomber en ruine (s'effrondrer; se délabrer; se désagréger; tomber en morceaux)
  6. tomber en ruine (démolir; détruire; démonter; )
    afbreken; slopen; omverhalen; uit elkaar halen; breken; neerhalen
    • afbreken werkwoord (breek af, breekt af, brak af, braken af, afgebroken)
    • slopen werkwoord (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)
    • omverhalen werkwoord (haal omver, haalt omver, haalde omver, haalden omver, omver gehaald)
    • uit elkaar halen werkwoord (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
    • breken werkwoord (breek, breekt, brak, braken, gebroken)
    • neerhalen werkwoord (haal neer, haalt neer, haalde neer, haalden neer, neergehaald)

Vertaal Matrix voor tomber en ruine:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
breken brisement; rupture
ineenstorten effondrement; éboulement; écroulement
instorten effondrement; éboulement; écroulement
invallen invasions
inzakken abaissement; chute
inzinken affaissement; tassement de terrain; éboulement; écroulement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbreken abaisser; abattre; abîmer; anéantir; arracher; bousiller; briser; casser; couper; dissocier; dissoudre; déchirer; décomposer; défaire; démolir; démonter; détruire; dévaster; fracasser; liquider; rabaisser; raser; ravager; rompre; s'arracher; s'écrouler; se décomposer; se délabrer; se désagréger; se rompre; supprimer; séparer; tomber en ruine abandonner; bloquer; briser; déroger; détruire; dévaster; faire arrêter; interrompre; obstruer; ravager; rompre; ruiner; saccager; transgresser
begeven flipper; s'écrouler; se délabrer; se rompre; tomber en ruine; échouer
breken abaisser; abattre; abîmer; anéantir; arracher; bousiller; briser; casser; couper; dissocier; dissoudre; déchirer; décomposer; défaire; démolir; démonter; détruire; dévaster; fracasser; liquider; rabaisser; raser; ravager; rompre; s'arracher; s'écrouler; se décomposer; se délabrer; se désagréger; se rompre; supprimer; séparer; tomber en ruine abattre; abîmer; briser; casser; casser intentionellement; démolir; détruire; fracasser; mettre en pièces; rompre; se briser; se casser; se détraquer; écraser
desintegreren dissoudre; décomposer; défaire; démolir; démonter; se décomposer; tomber en décadence; tomber en morceaux; tomber en ruine
flippen flipper; s'écrouler; se délabrer; se rompre; tomber en ruine; échouer
in elkaar storten s'effrondrer; se délabrer; se désagréger; tomber en morceaux; tomber en ruine craquer; s'écrouler
in elkaar zakken s'effondrer; s'enfoncer; s'écrouler; tomber en ruine
ineenstorten s'effondrer; s'écrouler; tomber en ruine
instorten s'effondrer; s'écrouler; tomber en ruine faire une rechute; pourrir; périr; s'écraser; sombrer
invallen s'effondrer; s'enfoncer; s'écrouler; tomber en ruine entrer dans; envahir; faire entrer; faire irruption dans; faire une invasion; pénétrer dans; remplacer; s'infiltrer; s'introduire
inzakken s'effondrer; s'enfoncer; s'écrouler; tomber en ruine s'effrondrer; s'écrouler
inzinken s'effondrer; s'enfoncer; s'écrouler; tomber en ruine couler; s'enfoncer; s'enliser; sombrer
neerhalen abaisser; abattre; abîmer; anéantir; arracher; bousiller; briser; casser; couper; dissocier; dissoudre; déchirer; décomposer; défaire; démolir; démonter; détruire; dévaster; fracasser; liquider; rabaisser; raser; ravager; rompre; s'arracher; s'écrouler; se décomposer; se délabrer; se désagréger; se rompre; supprimer; séparer; tomber en ruine abaisser; abattre; critiquer quelqu'un acharnement; descendre; décharger; faire du tir; faire le procès de quelqu'un; rabaisser; sabrer; tirer
omverhalen abaisser; abattre; abîmer; anéantir; arracher; bousiller; briser; casser; couper; dissocier; dissoudre; déchirer; décomposer; défaire; démolir; démonter; détruire; dévaster; fracasser; liquider; rabaisser; raser; ravager; rompre; s'arracher; s'écrouler; se décomposer; se délabrer; se désagréger; se rompre; supprimer; séparer; tomber en ruine
slopen abaisser; abattre; abîmer; anéantir; arracher; bousiller; briser; casser; couper; dissocier; dissoudre; déchirer; décomposer; défaire; démolir; démonter; détruire; dévaster; fracasser; liquider; rabaisser; raser; ravager; rompre; s'arracher; s'écrouler; se décomposer; se délabrer; se désagréger; se rompre; supprimer; séparer; tomber en ruine démolir; démonter; dépérir; détruire; dévaster; exténuer; fatiguer; ravager; ruiner; saccager; épuiser
ten gronde gaan s'effrondrer; se délabrer; se désagréger; tomber en morceaux; tomber en ruine
uit elkaar halen abaisser; abattre; abîmer; anéantir; arracher; bousiller; briser; casser; couper; dissocier; dissoudre; déchirer; décomposer; défaire; démolir; démonter; détruire; dévaster; fracasser; liquider; rabaisser; raser; ravager; rompre; s'arracher; s'écrouler; se décomposer; se délabrer; se désagréger; se rompre; supprimer; séparer; tomber en ruine cliver; couper; dedoubler; dissocier; débrider; dégarnir; dégréer; démanteler; démonter; démêler; dénouer; séparer
uit elkaar vallen dissoudre; décomposer; défaire; démolir; démonter; se décomposer; tomber en décadence; tomber en morceaux; tomber en ruine
uiteenvallen dissoudre; décomposer; défaire; démolir; démonter; se décomposer; tomber en décadence; tomber en morceaux; tomber en ruine

Verwante vertalingen van tomber en ruine