Frans

Uitgebreide vertaling voor virer (Frans) in het Nederlands

virer:

virer werkwoord (vire, vires, virons, virez, )

  1. virer (déposer; transcrire; verser; transférer)
    storten; deponeren
    • storten werkwoord (stort, stortte, stortten, gestort)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  2. virer (transférer de l'argent; verser; envoyer; transcrire; expédier)
    geld overmaken; overschrijven; overboeken; overzenden
    • geld overmaken werkwoord
    • overschrijven werkwoord (overschrijf, overschrijft, overschreef, overschreven, overschreven)
    • overboeken werkwoord (overboek, overboekt, overboekte, overboekten, overboekt)
    • overzenden werkwoord (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)
  3. virer (tourner; détourner)
    draaien; wenden; zwenken
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  4. virer (tourner; faire tourner; faire virer)
    draaien; wenden; keren
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  5. virer (osciller; agiter; secouer; )
    zwaaien; heen en weer zwaaien; slingeren; zwenken
    • zwaaien werkwoord (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)
    • slingeren werkwoord (slinger, slingert, slingerde, slingerden, geslingerd)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  6. virer (faire un virement)
    gireren; per postgiro betalen
  7. virer

Conjugations for virer:

Présent
  1. vire
  2. vires
  3. vire
  4. virons
  5. virez
  6. virent
imparfait
  1. virais
  2. virais
  3. virait
  4. virions
  5. viriez
  6. viraient
passé simple
  1. virai
  2. viras
  3. vira
  4. virâmes
  5. virâtes
  6. virèrent
futur simple
  1. virerai
  2. vireras
  3. virera
  4. virerons
  5. virerez
  6. vireront
subjonctif présent
  1. que je vire
  2. que tu vires
  3. qu'il vire
  4. que nous virions
  5. que vous viriez
  6. qu'ils virent
conditionnel présent
  1. virerais
  2. virerais
  3. virerait
  4. virerions
  5. vireriez
  6. vireraient
passé composé
  1. ai viré
  2. as viré
  3. a viré
  4. avons viré
  5. avez viré
  6. ont viré
divers
  1. vire!
  2. virez!
  3. virons!
  4. viré
  5. virant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor virer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien conversions; rotation
overschrijven copiage; fait de tricher
storten averse; pluie battante; pluie torrentielle
zwenken conversions; rotation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deponeren déposer; transcrire; transférer; verser; virer conserver; coucher; déposer; emmagasiner; entreposer; garder; installer; mettre; placer; planter; poser; poser qch; préserver; ranger; situer; stationner; stocker
draaien détourner; faire tourner; faire virer; tourner; virer convertir; faire pivoter; faire un mouvement de rotation; graviter autour; intervertir; inverser; pirouetter; pivoter; retourner; rotation; rouler; se rouler; tourbillonner; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
geld overmaken envoyer; expédier; transcrire; transférer de l'argent; verser; virer
gijpen virer
gireren faire un virement; virer
heen en weer zwaaien agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer balancer; bercer; brimbaler; bringuebaler; dodeliner; osciller; se balancer
keren faire tourner; faire virer; tourner; virer aller de retour; aller en arrière; détourner; intervertir; inverser; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner
omslaan van het zeil voor de wind virer
overboeken envoyer; expédier; transcrire; transférer de l'argent; verser; virer
overschrijven envoyer; expédier; transcrire; transférer de l'argent; verser; virer copier; refrapper; remplacer; substituer; écraser
overzenden envoyer; expédier; transcrire; transférer de l'argent; verser; virer transmettre
per postgiro betalen faire un virement; virer
slingeren agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer balancer; bercer; brimbaler; bringuebaler; dodeliner; jeter; osciller; pendiller; se balancer; traîner
storten déposer; transcrire; transférer; verser; virer déposer
wenden détourner; faire tourner; faire virer; tourner; virer intervertir; inverser; retourner; tourner
zwaaien agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer faire au revoir de la main; faire signe de la main; faire signe à; saluer; saluer de la main
zwenken agiter; balancer; bercer; brimbaler; cahoter; chanceler; détourner; fluctuer; osciller; se balancer; se déporter; secouer; sursauter; tituber; tourner; tressauter; vaciller; virer faire volte-face; obliquer; s'écarter; s'écarter brusquement

Synoniemen voor "virer":


Wiktionary: virer

virer
verb
  1. À trier
virer
verb
  1. geld overmaken door het uitschrijven van een giro
  2. laten overschrijven

Cross Translation:
FromToVia
virer ontslaan; de zak geven lay off — to dismiss workers from employment

Verwante vertalingen van virer