Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. remonter:
  2. remonter à:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor remonter (Frans) in het Nederlands

remonter:

remonter werkwoord (remonte, remontes, remontons, remontez, )

  1. remonter (réconforter; relever; rehausser; )
    opknappen; opkalefateren; opvijzelen; oplappen
    • opknappen werkwoord (knap op, knapt op, knapte op, knapten op, opgeknapt)
    • opkalefateren werkwoord (kalefater op, kalefatert op, kalefaterde op, kalefaterden op, opgekalefaterd)
    • opvijzelen werkwoord (vijzel op, vijzelt op, vijzelde op, vijzelden op, opgevijzeld)
    • oplappen werkwoord (lap op, lapt op, lapte op, lapten op, opgelapt)
  2. remonter (tirer vers le haut; tirer; hisser)
    omhoogtrekken
    • omhoogtrekken werkwoord (trek omhoog, trekt omhoog, trok omhoog, trokken omhoog, omhooggetrokken)

Conjugations for remonter:

Présent
  1. remonte
  2. remontes
  3. remonte
  4. remontons
  5. remontez
  6. remontent
imparfait
  1. remontais
  2. remontais
  3. remontait
  4. remontions
  5. remontiez
  6. remontaient
passé simple
  1. remontai
  2. remontas
  3. remonta
  4. remontâmes
  5. remontâtes
  6. remontèrent
futur simple
  1. remonterai
  2. remonteras
  3. remontera
  4. remonterons
  5. remonterez
  6. remonteront
subjonctif présent
  1. que je remonte
  2. que tu remontes
  3. qu'il remonte
  4. que nous remontions
  5. que vous remontiez
  6. qu'ils remontent
conditionnel présent
  1. remonterais
  2. remonterais
  3. remonterait
  4. remonterions
  5. remonteriez
  6. remonteraient
passé composé
  1. ai remonté
  2. as remonté
  3. a remonté
  4. avons remonté
  5. avez remonté
  6. ont remonté
divers
  1. remonte!
  2. remontez!
  3. remontons!
  4. remonté
  5. remontant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

remonter [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le remonter
    opvaren
    • opvaren [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor remonter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oplappen pratiquer
opvaren remonter
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omhoogtrekken hisser; remonter; tirer; tirer vers le haut
opkalefateren arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever
opknappen arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever arranger; enjoliver; rafraîchir; ragaillardir; rajuster; remettre en bon état; remettre à neuf; remonter le moral à; renouveler; restaurer; retaper; revitaliser; réconforter; régénérer; réhabiliter; rénover; se requinquer; se retaper
oplappen arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever
opvijzelen arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever

Synoniemen voor "remonter":


Wiktionary: remonter

remonter
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
remonter opwinden wind — tighten a clockwork mechanism

remonter à:

remonter à werkwoord

  1. remonter à (dater de)
    teruggrijpen; teruggaan; dateren
    • teruggrijpen werkwoord (grijp terug, grijpt terug, greep terug, grepen terug, teruggegrepen)
    • teruggaan werkwoord (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • dateren werkwoord (dateer, dateert, dateerde, dateerden, gedateerd)

Vertaal Matrix voor remonter à:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dateren dater de; remonter à dater
teruggaan dater de; remonter à aller de retour; aller en arrière; amoindrir; baisser; diminuer; décliner; décroître; détourner; pourrir; périr; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; réduire; se retourner; sombrer; tourner
teruggrijpen dater de; remonter à

Verwante vertalingen van remonter