Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. betreuren:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor betreuren:
    • betreuen


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor betreuren (Nederlands) in het Duits

betreuren:

betreuren werkwoord (betreur, betreurt, betreurde, betreurden, betreurd)

  1. betreuren (jammer vinden)
    betrauern; etwas bedauern; beweinen
    • betrauern werkwoord (betrauere, betrauerst, betrauert, betrauerte, betrauertet, betrauert)
    • etwas bedauern werkwoord
    • beweinen werkwoord (beweine, beweinst, beweint, beweinte, beweintet, beweint)
  2. betreuren (spijten)
    leid tun; bedauern; betrauern; beklagen; beweinen
    • leid tun werkwoord
    • bedauern werkwoord (bedauere, bedauerst, bedauert, bedauerte, bedauertet, bedauert)
    • betrauern werkwoord (betrauere, betrauerst, betrauert, betrauerte, betrauertet, betrauert)
    • beklagen werkwoord (beklage, beklagst, beklagt, beklagte, beklagtet, beklagt)
    • beweinen werkwoord (beweine, beweinst, beweint, beweinte, beweintet, beweint)

Conjugations for betreuren:

o.t.t.
  1. betreur
  2. betreurt
  3. betreurt
  4. betreuren
  5. betreueren
  6. betreueren
o.v.t.
  1. betreurde
  2. betreurde
  3. betreurde
  4. betreurden
  5. betreurden
  6. betreurden
v.t.t.
  1. heb betreurd
  2. hebt betreurd
  3. heeft betreurd
  4. hebben betreurd
  5. hebben betreurd
  6. hebben betreurd
v.v.t.
  1. had betreurd
  2. had betreurd
  3. had betreurd
  4. hadden betreurd
  5. hadden betreurd
  6. hadden betreurd
o.t.t.t.
  1. zal betreuren
  2. zult betreuren
  3. zal betreuren
  4. zullen betreuren
  5. zullen betreuren
  6. zullen betreuren
o.v.t.t.
  1. zou betreuren
  2. zou betreuren
  3. zou betreuren
  4. zouden betreuren
  5. zouden betreuren
  6. zouden betreuren
diversen
  1. betreur!
  2. betreurt!
  3. betreurd
  4. betreurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor betreuren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedauern betreuren; spijten condoleren; medeleven betuigen; meeleven; meevoelen
beklagen betreuren; spijten beklagen; condoleren; medeleven betuigen; medelijden hebben
betrauern betreuren; jammer vinden; spijten beklagen; bewenen; in de rouw zijn; medelijden hebben; rouwen
beweinen betreuren; jammer vinden; spijten beklagen; bewenen; in de rouw zijn; medelijden hebben; rouwen
etwas bedauern betreuren; jammer vinden
leid tun betreuren; spijten

Wiktionary: betreuren

betreuren
verb
  1. leedwezen tonen over iets

Cross Translation:
FromToVia
betreuren beklagen bewail — to wail over
betreuren bedauern; bereuen; Leid tun; leidtun regret — feel sorry about some past thing
betreuren bereuen; bedauern repent — to feel pain on account of; to remember with sorrow