Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. eigendom:
  2. Eigendom:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor eigendom (Nederlands) in het Duits

eigendom:

eigendom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de eigendom (have; bezittingen; goederen; bezit)
    Besitztum; Eigentum; Recht
    • Besitztum [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Eigentum [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Recht [das ~] zelfstandig naamwoord

eigendom

  1. eigendom
    der Besitz
    • Besitz [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor eigendom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Besitz eigendom activa; baten; bezit; bezitting; boedel; huisraad; inboedel; tegoed
Besitztum bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have activa; baten; bezit; bezitting; boedel; huisraad; inboedel; tegoed
Eigentum bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have activa; baten; bezit; bezitting; boedel; huisraad; inboedel; tegoed
Recht bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have bevoegdheid; eigenschap van rechtvaardigheid; gelijk; gerechtigheid; gewoonterecht; recht; rechtvaardigheid
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Besitz Eigendom

Verwante woorden van "eigendom":


Synoniemen voor "eigendom":


Verwante definities voor "eigendom":

  1. wat van jou is, waar je eigenaar van bent1
    • dat huis is zijn eigendom1

Wiktionary: eigendom


Cross Translation:
FromToVia
eigendom Habe chattel — tangible, movable property
eigendom Eigentum; Besitz property — something owned
eigendom Anwesen; Grundbesitz; Grundstück property — piece of real estate
eigendom Beschaffenheit; Güte; Bauernhof; Besitzung; Gut; Landgut; Bauerngut propriété — Traductions à trier suivant le sens

Eigendom:

Eigendom

  1. Eigendom

Vertaal Matrix voor Eigendom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Besitz activa; baten; bezit; bezitting; boedel; eigendom; huisraad; inboedel; tegoed
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Besitz Eigendom

Verwante vertalingen van eigendom