Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gezag (Nederlands) in het Duits

gezag:

gezag [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gezag (regering; gouvernement; kabinet)
    die Regierung; die Staatsführung; die Staatsmacht; die Sammlung; die Kunstgalerie; die Galerie
  2. het gezag (heerschappij; autoriteit; macht)
    die Macht; die Autorität; die Obrigkeit; die Herrschaft
  3. het gezag (gezaghebbers; autoriteiten)
    die Autorität; der Befehlshaber; die Kapazität
  4. het gezag (macht)
    die Macht; die Autorität; Ansehen
    • Macht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Autorität [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Ansehen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gezag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ansehen gezag; macht aankijken; aanschouwen; aanzien; achtbaarheid; achtenswaardigheid; air; apperceptie; exterieur; in de ogen kijken; maatschappelijk aanzien; observatie; perceptie; prestige; status; waarneming
Autorität autoriteit; autoriteiten; gezag; gezaghebbers; heerschappij; macht autoriteit; gezaghebber; gezagsdrager; gezagsorgaan; instantie; overheidsinstelling; overheidslichaam
Befehlshaber autoriteiten; gezag; gezaghebbers
Galerie gezag; gouvernement; kabinet; regering foyer; gaanderij; galerie; galerij; hal; koffiekamer; kunstgalerie; kunstzaal; museumzaal; ontvangstruimte; receptiekamer; salon; torenomgang; trans; zuilengang
Herrschaft autoriteit; gezag; heerschappij; macht individu; meesterschap; mens; overheidsinstelling; overheidslichaam; persoon; sterveling; wezen
Kapazität autoriteiten; gezag; gezaghebbers Capaciteit; aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; inhoud; knobbel; kracht; kundigheid; kwaliteit; motorvermogen; omvatte ruimte; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vermogen; vernuft
Kunstgalerie gezag; gouvernement; kabinet; regering galerie; kunstgalerie; kunstzaal; museumzaal
Macht autoriteit; gezag; heerschappij; macht invloed; kracht; macht; mogendheden; mogendheid; overheidsinstelling; overheidslichaam; vermogen
Obrigkeit autoriteit; gezag; heerschappij; macht overheidsinstelling; overheidslichaam
Regierung gezag; gouvernement; kabinet; regering bewind; regering; staatsbestuur
Sammlung gezag; gouvernement; kabinet; regering bijeenbrenging; collectie; compilatie; kabinet; kabinetkast; museum; museumcollectie; verzameling
Staatsführung gezag; gouvernement; kabinet; regering bewind; regeringsstelsel; regime; staatsbestel; staatsbestuur
Staatsmacht gezag; gouvernement; kabinet; regering bewind; regeringsstelsel; regime; rijksgezag; staatsbestel
- autoriteit

Synoniemen voor "gezag":


Verwante definities voor "gezag":

  1. wie iets te zeggen heeft over andere mensen1
    • hij heeft gezag, want iedereen luistert naar hem1
  2. instelling die iets te zeggen heeft1
    • het gezag bepaalt wat er gebeurt1

Wiktionary: gezag


Cross Translation:
FromToVia
gezag Autorität authority — power to enforce rules or give orders
gezag Autorität; Behörde authority — persons in command; specifically, government
gezag Autorität; Macht; Ansehen; Einfluss autoritépouvoir ou droit de commander, d’obliger quelqu’un à quelque chose.
gezag Ruhm; Blendwerk; Verdienst; Berühmtheit; Glorie gloire — La renommée brillante, universelle et durable, l’éclat que les vertus, le mérite, les grandes qualités, les grandes actions ou les grandes œuvres attirer à quelqu’un.

Verwante vertalingen van gezag