Nederlands

Uitgebreide vertaling voor heruitzenden (Nederlands) in het Duits

heruitzenden:

heruitzenden werkwoord (heruitzend, heruitzendt, heruitzond, heruitzonden, heruitgezonden)

  1. heruitzenden
    wiederholen; erneut senden
    • wiederholen werkwoord (wiederhole, wiederholst, wiederholt, wiederholte, wiederholtet, wiederholt)
    • erneut senden werkwoord

Conjugations for heruitzenden:

o.t.t.
  1. heruitzend
  2. heruitzendt
  3. heruitzendt
  4. heruitzenden
  5. heruitzenden
  6. heruitzenden
o.v.t.
  1. heruitzond
  2. heruitzond
  3. heruitzond
  4. heruitzonden
  5. heruitzonden
  6. heruitzonden
v.t.t.
  1. heb heruitgezonden
  2. hebt heruitgezonden
  3. heeft heruitgezonden
  4. hebben heruitgezonden
  5. hebben heruitgezonden
  6. hebben heruitgezonden
v.v.t.
  1. had heruitgezonden
  2. had heruitgezonden
  3. had heruitgezonden
  4. hadden heruitgezonden
  5. hadden heruitgezonden
  6. hadden heruitgezonden
o.t.t.t.
  1. zal heruitzenden
  2. zult heruitzenden
  3. zal heruitzenden
  4. zullen heruitzenden
  5. zullen heruitzenden
  6. zullen heruitzenden
o.v.t.t.
  1. zou heruitzenden
  2. zou heruitzenden
  3. zou heruitzenden
  4. zouden heruitzenden
  5. zouden heruitzenden
  6. zouden heruitzenden
en verder
  1. is heruitgezonden
  2. zijn heruitgezonden
diversen
  1. heruitzend!
  2. heruitzendt!
  3. heruitgezonden
  4. heruitzendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor heruitzenden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erneut senden heruitzenden
wiederholen heruitzenden echoën; herhalen; hernieuwen; nabouwen; napraten; nazeggen; opnieuw; opnieuw doen; overdoen