Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ronddwalen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ronddwalen (Nederlands) in het Duits

ronddwalen:

ronddwalen werkwoord (dwaal rond, dwaalt rond, dwaalde rond, dwaalden rond, rondgedwaald)

  1. ronddwalen (dolen; waren)
    irren; herumirren
    • irren werkwoord (irre, irrst, irrt, irrte, irrtet, geirrt)
    • herumirren werkwoord (irre herum, irrst herum, irrt herum, irrte herum, irrtet herum, herumgeirrt)

Conjugations for ronddwalen:

o.t.t.
  1. dwaal rond
  2. dwaalt rond
  3. dwaalt rond
  4. dwalen rond
  5. dwalen rond
  6. dwalen rond
o.v.t.
  1. dwaalde rond
  2. dwaalde rond
  3. dwaalde rond
  4. dwaalden rond
  5. dwaalden rond
  6. dwaalden rond
v.t.t.
  1. heb rondgedwaald
  2. hebt rondgedwaald
  3. heeft rondgedwaald
  4. hebben rondgedwaald
  5. hebben rondgedwaald
  6. hebben rondgedwaald
v.v.t.
  1. had rondgedwaald
  2. had rondgedwaald
  3. had rondgedwaald
  4. hadden rondgedwaald
  5. hadden rondgedwaald
  6. hadden rondgedwaald
o.t.t.t.
  1. zal ronddwalen
  2. zult ronddwalen
  3. zal ronddwalen
  4. zullen ronddwalen
  5. zullen ronddwalen
  6. zullen ronddwalen
o.v.t.t.
  1. zou ronddwalen
  2. zou ronddwalen
  3. zou ronddwalen
  4. zouden ronddwalen
  5. zouden ronddwalen
  6. zouden ronddwalen
diversen
  1. dwaal rond!
  2. dwaalt rond!
  3. rondgedwaald
  4. ronddwalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ronddwalen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
herumirren dolen; ronddwalen; waren omzwerven; zwerven
irren dolen; ronddwalen; waren afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; omzwerven; stranden; verkeerd lopen; zwerven

Wiktionary: ronddwalen


Cross Translation:
FromToVia
ronddwalen wandern roam — wander freely
ronddwalen bummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren errervaguer de côté et d’autre, aller çà et là.
ronddwalen bummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren vaguererrer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure.