Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. uitbeelden:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitbeelden (Nederlands) in het Duits

uitbeelden:

uitbeelden werkwoord (beeld uit, beeldt uit, beeldde uit, beeldden uit, uitgebeeld)

  1. uitbeelden (verpersonificeren; verbeelden; vertolken)
    darstellen; wiedergeben; ausdrücken
    • darstellen werkwoord (stelle dar, stellst dar, stellt dar, stellte dar, stelltet dar, dargestellt)
    • wiedergeben werkwoord (gebe wieder, gibst wieder, gibt wieder, gab wieder, gabt wieder, wiedergegeben)
    • ausdrücken werkwoord (drücke aus, drückst aus, drückt aus, drückte aus, drücktet aus, ausgedrückt)

Conjugations for uitbeelden:

o.t.t.
  1. beeld uit
  2. beeldt uit
  3. beeldt uit
  4. beelden uit
  5. beelden uit
  6. beelden uit
o.v.t.
  1. beeldde uit
  2. beeldde uit
  3. beeldde uit
  4. beeldden uit
  5. beeldden uit
  6. beeldden uit
v.t.t.
  1. heb uitgebeeld
  2. hebt uitgebeeld
  3. heeft uitgebeeld
  4. hebben uitgebeeld
  5. hebben uitgebeeld
  6. hebben uitgebeeld
v.v.t.
  1. had uitgebeeld
  2. had uitgebeeld
  3. had uitgebeeld
  4. hadden uitgebeeld
  5. hadden uitgebeeld
  6. hadden uitgebeeld
o.t.t.t.
  1. zal uitbeelden
  2. zult uitbeelden
  3. zal uitbeelden
  4. zullen uitbeelden
  5. zullen uitbeelden
  6. zullen uitbeelden
o.v.t.t.
  1. zou uitbeelden
  2. zou uitbeelden
  3. zou uitbeelden
  4. zouden uitbeelden
  5. zouden uitbeelden
  6. zouden uitbeelden
en verder
  1. ben uitgebeeld
  2. bent uitgebeeld
  3. is uitgebeeld
  4. zijn uitgebeeld
  5. zijn uitgebeeld
  6. zijn uitgebeeld
diversen
  1. beeld uit!
  2. beeldt uit!
  3. uitgebeeld
  4. uitbeeldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitbeelden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausdrücken uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken babbelen; formuleren; fraseren; in een formule brengen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leegknijpen; persen; praten; snateren; spreken; tot uitdrukking brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; uitknijpen; uitpersen; verbaliseren; vertolken; verwoorden; wauwelen; zwammen
darstellen uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken acteren; afbeelden; afschilderen; beschrijven; doen alsof; doen lijken; dramatiseren; duiden op; een rol vertolken; etaleren; figureren; komedie spelen; omschrijven; portretteren; schetsen; schilderen; spelen; tekenen; tentoonstellen; toneelspelen; tonen; uitstallen; wijzen op; zich aanstellen
wiedergeben uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken afspelen; berichten; beschrijven; informeren; meedelen; melden; navertellen; rapporteren; restitueren; verslag uitbrengen; weergeven

Wiktionary: uitbeelden

uitbeelden
verb
  1. in beeld voorstellen
uitbeelden
  1. (transitiv); im übertragenen Sinne: schildern; (in literarischen Darbietungen und Texten) Figuren, Charaktere mittels Zeichen, Sprachstil, Gesten, in Haltung und Miene interagierend handeln lassen