Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verbondenheid (Nederlands) in het Duits

verbondenheid:

verbondenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de verbondenheid (saamhorigheid; solidariteit; eensgezindheid)
    die Solidarität; die Zusammengehörigkeit; die Eintracht; die Einigkeit
  2. de verbondenheid (lotsverbondenheid)
    die Verbundenheit; die Schicksalsverbundenheit

Vertaal Matrix voor verbondenheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Einigkeit eensgezindheid; saamhorigheid; solidariteit; verbondenheid eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; eenzelvigheid; harmonie; uniformiteit
Eintracht eensgezindheid; saamhorigheid; solidariteit; verbondenheid eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; eenzelvigheid; harmonie; saamhorigheid; uniformiteit
Schicksalsverbundenheit lotsverbondenheid; verbondenheid relatie; verwantschap
Solidarität eensgezindheid; saamhorigheid; solidariteit; verbondenheid eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie; saamhorigheid; saamhorigheidsgevoel; solidariteit
Verbundenheit lotsverbondenheid; verbondenheid relatie; verwantschap
Zusammengehörigkeit eensgezindheid; saamhorigheid; solidariteit; verbondenheid saamhorigheidsgevoel; solidariteit

Verwante woorden van "verbondenheid":


Wiktionary: verbondenheid

verbondenheid
noun
  1. emotioneel contact met een ander

verbonden:

verbonden bijvoeglijk naamwoord

  1. verbonden (een eenheid vormend; samenhangend; verenigd; aaneengesloten)
    verbunden; angeschlossen; zusammenhängend; aneinandergereiht; eine Einheit formend
  2. verbonden (aaneengehecht; aangevoegd; gekoppeld)
    angeheftet

verbonden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de verbonden (unies; liga's)
    der Verbünde; die Alliancen; der Zusammenschlüsse; die Unionen

Vertaal Matrix voor verbonden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Alliancen liga's; unies; verbonden
Unionen liga's; unies; verbonden
Verbünde liga's; unies; verbonden
Zusammenschlüsse liga's; unies; verbonden fusies; overnames
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verbunden aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd aaneengesloten; gerelateerd; in verband met; verbindend; verwant
zusammenhängend aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd coherent; eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig; samenhangend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aneinandergereiht aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd aaneengeregen; aaneengesloten
angeheftet aaneengehecht; aangevoegd; gekoppeld; verbonden aangehecht; vastgehecht
angeschlossen aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd aangesloten; eendrachtig; eensgezind; geboeid; geketend; harmonieus; saamhorig
eine Einheit formend aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd

Verwante woorden van "verbonden":


Wiktionary: verbonden


Cross Translation:
FromToVia
verbonden verbunden; zusammen contiguous — connected, touching, abutting