Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aandrukken (Nederlands) in het Duits

aandrukken:

aandrukken werkwoord (druk aan, drukt aan, drukte aan, drukten aan, aangedrukt)

  1. aandrukken (vastdrukken)
    andrücken; festdrücken
    • andrücken werkwoord (drücke an, drückst an, drückt an, drückte an, drücktet an, angedrückt)
    • festdrücken werkwoord (drücke fest, drückst fest, drückt fest, drückte fest, drücktet fest, festgedrückt)

Conjugations for aandrukken:

o.t.t.
  1. druk aan
  2. drukt aan
  3. drukt aan
  4. drukken aan
  5. drukken aan
  6. drukken aan
o.v.t.
  1. drukte aan
  2. drukte aan
  3. drukte aan
  4. drukten aan
  5. drukten aan
  6. drukten aan
v.t.t.
  1. heb aangedrukt
  2. hebt aangedrukt
  3. heeft aangedrukt
  4. hebben aangedrukt
  5. hebben aangedrukt
  6. hebben aangedrukt
v.v.t.
  1. had aangedrukt
  2. had aangedrukt
  3. had aangedrukt
  4. hadden aangedrukt
  5. hadden aangedrukt
  6. hadden aangedrukt
o.t.t.t.
  1. zal aandrukken
  2. zult aandrukken
  3. zal aandrukken
  4. zullen aandrukken
  5. zullen aandrukken
  6. zullen aandrukken
o.v.t.t.
  1. zou aandrukken
  2. zou aandrukken
  3. zou aandrukken
  4. zouden aandrukken
  5. zouden aandrukken
  6. zouden aandrukken
diversen
  1. druk aan!
  2. drukt aan!
  3. aangedrukt
  4. aandrukkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aandrukken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andrücken aandrukken; vastdrukken drukken op
festdrücken aandrukken; vastdrukken

Wiktionary: aandrukken

aandrukken
verb
  1. vaster drukken

Cross Translation:
FromToVia
aandrukken plattmachen flatten — to knock down or lay low
aandrukken drängen; pressen; pressieren; beklemmen; drücken; bedrücken; zwängen; andringen; beharren auf; trotzen; beeilen; beschleunigen; fördern; befördern; schneller machen; akzelerieren presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.
aandrukken einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).